Preview
De nacht was dreigend en schreeuwerig. Als een monster dat werd geëlektrocuteerd.
Vanja werd overvallen door een vreemd, onheilspellend gevoel. Ze sloop, wankelend op haar blote voeten, over het versleten laminaat, in de richting van de kreet die ze zojuist had gehoord. Ze knipte de lichtschakelaar in haar slaapkamer aan, maar het bleef donker. Wat was dat nu? Een stroomdefect? Ze duwde haar rug tegen de muur en plantte haar vingertoppen tegen haar kloppende slapen. Ze was er weer, de pijn die als een gloeiende priem die uit haar nek vertrok om zo elke vierkante centimeter van haar hoofd te veroveren. Ze wist wat dat betekende. Ze begreep het signaal. Zij alleen. Er loerde gevaar...
Vanja wachtte enkele tellen, tot de helse pijnen wegebden en de duisternis groeide. Ze duwde tegen de randen van haar hersenpan en verduisterde haar blik. In haar hoofd verschenen nieuwe beelden, duister en dreigend. Dit was het deel van haar dat niemand kende. Niemand.
Een felle bliksemflits wrong zich tussen de kieren van de gordijnen en verlichtte de kamer. De flits werd gevolgd door een keiharde donderslag. Het zorgde ervoor dat Vanja opnieuw in beweging kwam. Behoedzaam legde ze haar ijskoude hand op de klink van de slaapkamerdeur en duwde die voorzichtig naar beneden. Ze stak haar hoofd buiten. De ijzingwekkende kreet, die nu heel dichtbij leek, deed haar ineenkrimpen. Kwam deze kreet nu uit de kamer van Sebastian, haar broer, of was het haar moeder die gilde? Ze wist het niet. Ze strompelde de gang in, gedreven door angst. Vanja hield haar adem in en steunde met haar voorhoofd tegen de deur. Toen fluisterde ze zijn naam: 'Sebastian..."
Niets.
Ze hapte zwaar naar adem en hoorde toen plotseling achter zich een geluid. Verschrikt draaide ze zich om maar ze zag niks. Ze kromp ineen door de pijn die weer was komen opzetten. Lichtjes boog ze het hoofd en luisterde gespannen. Was het toch haar moeder die hulp nodig had? Was zij in gevaar?
Eensklaps beende ze naar haar kamer.
Het gebeurde wel vaker dat ze beelden zag. Gebeurtenissen uit de toekomst of uit het verleden. Beelden die haar duidelijk maakten dat er iemand in gevaar was. Iedereen dacht dat ze gek was, maar zij wist wel beter. Haar visioenen hadden haar nog nooit bedrogen. Nog nooit.
Met de nodige voorzichtigheid en vervuld van twijfel legde ze haar trillende vingers op de deurklink van de slaapkamer van haar moeder. Ze opende de deur en bracht haar hand naar de lichtschakelaar, maar ook hier was geen licht. Alles bleef roetzwart, tot een felle bliksemflits de kamer verlichtte. Ademloos wachtte ze op de donderslag die als een granaat door het open venster rolde. Vliegensvlug gingen haar ogen, die zich ondertussen hadden aangepast aan het donker, door de kamer. Op de tast liep ze naar het nachtkastje en zocht naar een aansteker.
Overal waar haar moeder lag of zat waren aanstekers te vinden. Haar moeder rookte als een Turk.
Vanja knipte de aansteker aan en meteen vertrok haar gezicht in een grimas. Daar lag haar moeder. Haar bovenlichaam over de bedrand, haar beide armen gestrekt alsof ze zich had willen behoeden voor een val en haar geblondeerde haren als wilde manen rond haar hoofd gedrapeerd. 'Mama?'
Geen antwoord.
'Mama? Hoor je me?
Een walm van alcohol waaierde haar neusgaten in. Verdrietig schudde Vanja het hoofd en slikte.
Sinds haar vader hun verlaten had, dronk haar moeder de hele dag. Gin. Haar godendrank. Met een woest gebaar veegde Vanja de tranen van haar wangen. Jezus! Wat was er van haar lieve moeder overgebleven? Een hoopje ellende. Niets meer en niets minder.
Enkele dagen geleden, toen Vanja thuiskwam en haar moeder de deur had opengedaan, was de vrouw in elkaar gestort en beginnen shaken terwijl er schuim opborrelde tussen haar blauwe lippen.
Vanja was zo in paniek geraakt dat ze hulp had ingeroepen bij de buren, die op hun beurt de hulpdiensten hadden verwittigd. Toen ze weer hersteld was, had haar moeder geweigerd om in het ziekenhuis te blijven. Ze wees elke behandeling af en zat nog steeds in een ontkenningsfase. Ze had iedereen wijsgemaakt dat ze onwel was geworden na het eten van scampi's. Dat het een allergische reactie was. Maar Vanja wist wel beter.
Haar moeder was een zuiplap van formaat, maar dat was nog niet alles. Vanja had haar betrapt terwijl ze stiekem in de keuken aan het oefenen was met het slikken van grote druiven. Haar moeder had Vanja niet horen binnenkomen. Ze had haar schooltas muisstil neergezet in de kleine hal en was op haar tenen naar de keuken gelopen. Daar had ze het gezien. Joekels van druiven en water. Ze had zelfs het klokkende geluid gehoord van de vruchten die haar moeder probeerde weg te slikken en daarop volgend het kokhalzen. Vanja had haar moeder een ferme tik tegen het achterhoofd gegeven en haar gevraagd of ze nog wel goed bij haar verstand was. Haar moeder was overeind gesprongen en had Vanja een klap in het gezicht gegeven en geschreeuwd dat ze haar nooit ofte nimmer mocht bespieden. Een tweede klap had haar duidelijk gemaakt dat ze het tegen niemand, maar dan ook niemand, mocht vertellen. Dat ze dankbaar moest zijn en dat haar moeder het uitsluitend deed om haar en haar broer een luxueus leven te geven. Vanja was in snikken uitgebarsten en was voor haar moeder neergeknield. Ze had haar gesmeekt om te stoppen met die viezigheid. Haar vader was al uit haar leven verdwenen en ze wilde geen wees worden. Maar haar moeder had nog niet eens aandacht geschonken aan haar smeekbede. Ze was gewoon verder gegaan met waarmee ze bezig was. Verblind door tranen was Vanja het appartement uitgerend en was uren de dool op geweest. Toen ze 's avonds haar broer had ingelicht over wat ze had gezien, had hij eerst zijn twijfels gehad of ze wel de waarheid sprak. Tot hij enkele dagen later tot zijn ontzetting had opgemerkt dat hun moeder met haar koffer in haar hand was vertrokken in het gezelschap van een gore man. Een van haar minnaars. Een van de zovelen. Vanja had geprobeerd haar tegen te houden toen haar moeder hen vertelde dat de bestemming Colombia was. Maar niets had geholpen. De kick om drugs te smokkelen was groter dan de liefde voor haar kinderen.
Vanja kneep in de schouder van haar moeder, maar toen een reactie uitbleef en ze buiten de kamer opnieuw een rauwe kreet hoorde, wist ze wel zeker dat er iets mis was met haar broer. Iets ernstig is.
Sebastian. Verdorie, hij riep om hulp!
Ze haastte zich de kamer uit en liep naar de slaapkamer van haar broer. Hoorde ze nu gekreun of was het de wind die zo hard loeide?
Vanja gooide de deur open en hoorde hoe Sebastian huilde en kreunde. Plots een snoeiharde donderslag, waardoor ze in elkaar kroop. Jakkes, wat een knal.
Ze deed het licht aan, dat plots blijkbaar weer werkte, en zag hoe Sebastian met een been op de vensterbank en het andere been buiten stond. Vanja sloeg een hand voor de mond en liep langzaam in zijn richting. In slow motion draaide hij zijn hoofd en maakte een wuivend handgebaar, ten teken dat ze de kamer moest verlaten.
'Sebastian, wat doe je nou?' riep ze ontzet.
Haar broer mompelde iets onverstaanbaars en sprong dan op het lager gelegen dak van het appartementsgebouw naast hen. Had hij nu 'Elin' gezegd?
Vanja liep hem achterna. Ze kroop door het venster en zette als een hinde de achtervolging in. De regen striemde in haar gezicht en de felle wind beukte haar vooruit.
'Sebastian? Wacht!'
Haar schreeuw ging verloren in de huilende nacht.
'Sebastian! Wacht!'
Enkele tellen later greep ze hem vast aan de boord van zijn doorweekte T-shirt. Ze trok uit alle macht, tot hij zich uiteindelijk omdraaide en haar aankeek met ogen die ze nauwelijks herkende. De zachte gloed was eruit verdwenen en had plaats gemaakt voor een kille, paniekerige uitdrukking.
Alweer een bliksemflits, waardoor ze zijn lijkwitte gelaat zag.
'Sebastian? Heb je iets genomen? Heb je gedronken? Zeg me wat er is! Vertel me wat er in je omgaat, alsjeblieft!'
Hij duwde haar bruusk weg, waardoor ze haar evenwicht dreigde te verliezen.
'Ga weg, Vanja! Laat me met rust!'
Hij draaide zich om en deed weer enkele passen in de richting van de dakrand.
'Sebastian! Ze schreeuwde zijn naam. Gilde zijn naam.
Snuivend keerde hij zich naar haar om.
'Ophoepelen, Vanja. Het is beter zo...'
'Wat is beter zo?'
'Je weet wel.'
'Nee, ik weet niks,' tierde ze. 'Verdomme, stommeling, kom van dat dak af. Kom met me mee naar binnen.'
Hij brieste als een op hol geslagen paard en schudde met zijn hoofd.
Vanja wierp zich met een rauwe kreet naar voren en greep Sebastian bij zijn brede schouders. Ze kneep heel hard, zo hard dat ze wist dat het pijn deed, maar omdat zijn reactie uitbleef, werd ze doodsbang.
'Wat ga je doen?'
'Het is voorbij, Vanja, hoor je me? Voorbij. Over and out. Het spijt me.'
Zijn blonde krullen hingen als trieste slierten over zijn voorhoofd en hij hijgde alsof een troep wolven hem op de hielen zat. Zijn gelaatsuitdrukking werd plots zo huiveringwekkend dat ze voor het eerst in haar hele leven bang was voor haar broer. De zachte trekken die hem zo mooi maakten, die haar al die jaren zo vertrouwd waren geweest, waren verdwenen, opgelost, alsof hij veranderd was in een of andere gek.
Vanja strekte haar armen en liep bedachtzaam op hem af. Terwijl hij zijn verwilderde blik over haar schouders liet dwalen, liep Sebastian bewust stapje voor stapje naar achteren, in de richting van de dakrand.
Vanja hield het niet meer. Ze wilde luidkeels beginnen roepen, maar hield zich bijtijds in om te vermijden dat er stommiteiten zouden gebeuren. Wat als hij echt sprong?
Angst zette zich vast in alle gaten en hoeken van haar geest. Weer schoten er lichtflitsen door de zwarte hemel, alsof ze haar van daaruit tekens gaven. Monsterlijke tekens.
Ze moest op hem inpraten. Dat was het enige wat ze nu kon doen. Ze wreef de regendruppels uit haar ogen. Of waren het tranen? Beide, waarschijnlijk.
'Sebastian, je hebt beloofd om me nooit in de steek te laten.'
Sebastian wreef met een snel gebaar zijn warrige, natte haren uit zijn gezicht. 'Je haalt het wel, Vanja. Het komt allemaal goed met je. Nog twee jaar geduld en je kunt op eigen benen staan.'
Vanja stampvoette en gaf een ferme klap op zijn schouder. En nog een, en nog een...
'Je hebt het verdomme beloofd. Toen papa wegging, heb je gezworen dat je me nooit, maar dan ook nooit in de steek zou laten. Je weet hoe mama is en je weet maar al te goed dat ik het bij haar alleen niet uithoud. Als jij iets stoms doet, kom ik in een pleeggezin terecht, waar ik vast heel ongelukkig zal zijn. Wil je dat ik ongelukkig ben, Sebastian? Wil je dat?
Telkens wanneer Vanja een pas naar voren zette, zette haar broer er een naar achteren, waardoor hij nu gevaarlijk dicht bij de dakrand kwam.
De wind gierde op volle kracht. Vanja moest schreeuwen.
'Het is de schuld van die stomme trut, hè? Dat omhooggevallen schepsel, Elin Corthout. Heeft ze je de bons gegeven? Is dat het?'
Sebastian begon oorverdovend te roepen. 'Neeee... Het is niet haar schuld. Dat mag je niet denken.'
'O nee, wat moet ik dan denken> ik heb je gewaarschuwd voor dat wicht, Sebastian. Ze windt iedereen om haar vinger en als ze je eenmaal voor zich gewonnen heeft, laat ze je vallen als een baksteen.'
'Neeee...Je liegt...'
Vanja deed net of ze hem niet hoorde. Zij is het niet waard dat je een einde aan je leven maakt, Sebastian. Zij niet, niemand niet. Dus kom nou alsjeblieft met me mee naar binnen zodat we er op zijn minst over kunnen praten. We vinden een oplossing, dat beloof ik je. Geloof je me, Sebastian?'
Als een bezetene schudde hij alweer met zijn hoofd, waardoor de paniek door haar lichaam schoot als een bijtend zuur. Vanja begon te trillen. Ze wilde nog iets zeggen maar kreeg geen woord over haar lippen.
'Ga weg!' brulde hij. 'Ga weg!!'
'Sebastian...' smeekte ze.
'Je begrijpt er helemaal niks van.'
'O, nee? Dat denk jij. Denk je dat ik nog nooit liefdesverdriet heb gehad?'
Hij spuwde in haar richting.
Vanja deed of ze het niet zag.
Voorzichtig stak ze haar hand uit, nam zijn ijskoude hand in die van haar en voelde hoe zijn vingers zich rond haar tengere hand sloten. Ze nam hem in de armen, wreef geruststellend over zijn gespierde rug en fluisterde hem bemoedigende woordjes in het oor. 'Het komt goed, Sebastian, het komt allemaal goed.'
Plots en onverwachts duwde hij haar weg, waardoor hij wankelde en bijna viel.
'Stel dat je springt en niet dood bent, Sebastian? Beeld je dat eens in? Wil je door het leven gaan als een mindervalide die aan een rolstoel is gekluisterd? Is dat wat je wilt? Nee, toch?'
Hij balanceerde op de bal van zijn voeten in de dakgoot en begon hysterisch te lachen. 'I was the king of the world,' schreeuwde hij.
Snikkend kroop Vanja op handen en voeten tot op een meter bij hem vandaan. Snot en tranen vermengden zich met elkaar.
In een fractie van een seconde gebeurde het. Was het de felle bliksemschicht waardoor hij schrok of verloor hij gewoon zin evenwicht> Of...
Het geschreeuw drong door merg en been. Zijn vingers klemden zich om de dakgoot, zijn benen bungelden in het niets. Vanja hield haar tengere handen als bankschroeven rond zijn sterke polsen. Maar ze had niet de kracht om haar geliefde broer nog een tel langer vast te houden, laat staan hem over de rand te trekken. Ze moest hem loslaten. Kon niet anders. Loslaten voor altijd. Voor eeuwig.
Zijn ogen waren abnormaal groot en de angst die ze weerspiegelden zou ze nooit, maar dan ook nooit vergeten. Die ene blik. Die ene laatste blik. Begeleid door de rukwinden viel haar broer Sebastian van de tiende verdieping naar beneden. Ze hield haar gebalde vuisten voor haar mond en keek half over de rand van de dakgoot machteloos toe.
'Sebastian, neeeee...'