Voor hoofdstuk 10 klik hier
Ingrid Mulder is jurist en schrijver. Ze heeft vier misdaadromans op haar naam staan en een kinderboek. Op 19 mei 2018 is haar eerste young adult thriller verschenen. Het door haar zelf uitgegeven e-book Run onder dreiging speelt zich af in haar eigen woonplaats, Hoofddorp, waar ze met haar man en twee dochters woont.
Hoofdstuk 11 - Ingrid Mulder
In een reflex steekt ze haar handen uit en trekt de beide mannen naar binnen. Ze slaat de voordeur met zo’n klap dicht dat het raam ernaast ervan trilt. Als Joris of Maartje het hadden gedaan had ze nu boos vanuit de huiskamer iets naar ze geroepen.
Ze hijgt alsof ze een enorme inspanning heeft geleverd. Hij is daarbuiten. Wie hij ook is en wat hij ook van haar wil, hij komt dichterbij dan zij kan verdragen. Hier binnen zijn ze veilig. Ze probeert het stemmetje te negeren dat vraagt: maar voor hoe lang? En ook: weet je dat zeker, Sanne?
Patrick kijkt haar aan met die blik die ze tijdens hun huwelijk al te vaak heeft gezien en waaraan ze zich altijd heeft geërgerd. Een mengeling van onbegrip en irritatie omdat hij denkt dat zijn vrouw iets doet wat nergens op slaat. Hij snapt het nog steeds niet, denkt ze. Na alles wat er is gebeurd. Zij wil Abel er net zo min bij betrekken als hij. Nog minder waarschijnlijk. Patrick heeft nooit fysiek met hem te maken gehad. Niet zoals zij. Zij kan het gewicht van Abels lijf nog op zich voelen drukken, hoeft maar naar het gezicht van deze man te kijken om de weeïge geur van zijn adem te ruiken, de woorden te horen die hij langs haar oor liet strijken. Maar het is geen kwestie van hem erbij betrekken. Hij is er al bij betrokken, hij was er vanaf het begin bij betrokken.
Sanne ziet dat Abel de gang en het kleine halletje waarin ze staat in zich opneemt. Om zijn lippen speelt een minachtend glimlachje. Hij vindt haar burgerlijk, denkt ze als ze zijn blik volgt naar het prikbord dat volhangt met ansichtkaarten, geboortekaartjes van kinderen die onderhand al lang op school zitten en het zachtroze menu van een afhaalchinees. Ze wil niet dat hij zo over haar denkt en ze baalt ervan dat het haar zoveel kan schelen.
‘We zitten allemaal in hetzelfde schuitje,’ zegt Sanne die klaar is met Patricks gesein met zijn ogen. Wieberen, bedoelt hij, weg met die gast. ‘We moeten samenwerken, snappen jullie dat dan niet? Hij heeft het op ons voorzien, op ons allemaal. Ieder voor zich kunnen we weinig tegen hem beginnen, maar samen…’ Ze duwt Patrick voor zich uit naar de kamer. Abel volgt vanzelf, neemt ze aan. Sanne doet haar best haar woning niet te bekijken door Abels ogen. De foto’s van hun vakanties toen ze nog in de illusie van het gelukkige gezinnetje geloofden. De meubels die meer op comfort zijn uitgekozen dan op design. Hij zal blij zijn dat ze nooit iets in hem heeft gezien. Blij dat hij aan dit leven is ontkomen.
‘Leuk, die versiering,’ zegt Abel als hij het post-it-velletje aan de laptop ziet hangen. ‘Of ben je zo vergeetachtig dat je zelfs vergeet wat je op het briefje wilde schrijven om het niet te vergeten?’
‘Ideetje van Nico’, zegt ze afwezig. ‘Hij kon ons zien zitten door de webcam, merkten we toen Nico iets probeerde te vinden.’ Er zit haar iets dwars wat haar een hol gevoel in haar maag bezorgt, maar ze kan er de vinger niet op leggen. Het is alsof ze iets heel belangrijks vergeet, iets wat zo pal voor haar neus ligt dat ze er finaal overheen kijkt.
‘Nico?’ vraagt Abel, ‘N-n-na-n-no- n-n-nico? Je stelt je grenzen wel steeds verder naar beneden bij, hè?’
Vanuit haar ooghoeken ziet ze Patrick zijn vuisten ballen en in een vertrouwd gebaar legt ze haar hand op zijn arm. Natuurlijk ontgaat het Abel niet. Hij grijnst. ‘En wie is die “hij” waar je het steeds over hebt?’
Dan weet ze ineens waar het verontruste gevoel vandaan komt. Hij is daarbuiten, de man die hen het leven zuur probeert te maken. Maar Joris is daar ook. De man heeft al laten zien hoe diep hij haar leven kan binnendringen. Hij kent haar mobiele nummer, weet hoe hij in haar computer binnendringt en deinsde er zelfs niet voor terug om Maartjes ambitie tegen haar te gebruiken. En nu heeft hij Joris zien wegrijden. Wie weet hoe ver hij zal gaan om haar aandacht te krijgen. O, je hebt mijn aandacht, denkt ze, mijn volledige aandacht. En ik zal niet rusten voor ik jou heb.
‘Joris,’ zegt ze. ‘Hij is vlakbij. Dicht genoeg voor die foto. Hij kan …’
Ze wurmt zich langs de twee mannen heen. Abel sputtert nog tegen maar Patrick begrijpt deze keer tenminste wel wat ze bedoelt. ‘We gaan met mijn auto.’
Hij heeft de autosleutels al in zijn hand. Vanaf de sleutelhanger die eraan hangt grijnst een jongere Joris haar toe, met een glimlach vol gaten .
‘O wacht, zijn auto staat ervoor.’
‘Ik ga wel mee,’ zegt Abel voor iemand kan protesteren. ‘Kom mee Sanne, dan kun je mij onderweg bijpraten.’
Terwijl ze omkijkt naar Patrick die in haar huis achterblijft, voelt het alsof dit de best mogelijke uitkomst is. Zij met Abel in de Porsche, dicht bij elkaar in een intieme ruimte.
Toen ze er later aan terugdacht was de gedachte wel eens bij haar opgekomen dat Abel wilde dat ze hém zou kiezen. Hij ging haar niet voor niets achterna, naar de schuilplaats. En hoe hij daarna op haar ging liggen… hij had haar gemakkelijk kunnen kussen. Meteen had ze haar hoofd geschud. Nee, zo was het niet gegaan, natuurlijk niet. Maar wat als het wel zijn plan was?
Ze werpt een steelse blik op de man naast haar, zijn rechterhand losjes op het stuur. Ze heeft altijd een zwak gehad voor mannen die zelfverzekerd autorijden.
Als ze “Abel” had gezegd, was dit dan ook haar Porsche geweest? Ze streelt het zachte leer. Zij en Abel. Geen familie-auto. Wel genoeg PK om op volle kracht de horizon tegemoet te rijden.
‘Nou,’ hoort ze zijn stem. ‘Vertel maar. Ik ben één en al oor.’
1992
‘Je moet nog wel de vraag beantwoorden.’
Waarom neemt iedereen dat stomme spel zo serieus? Alsof het nog niet erg genoeg is dat haar vriendin woedend op haar is omdat zij zich heeft weten te verleiden tot een belachelijk antwoord. Het was een belachelijk antwoord natuurlijk. Monica martelen. Het idee is te absurd. Maar ze moet aan zichzelf toegeven dat het op de een of andere manier ook prettig aanvoelde. Hoe ze de beelden zo levensecht wist op te roepen dat ze zelf de kou in haar botten voelde, de paniek ervaarde die ze beschreef. Iedereen luisterde naar haar. En iedereen zag voor zich wat zij vertelde. Dat was macht. Ze was bang toen Abel op haar lag, maar haar angst had niet alleen met hem te maken. Macht is griezelig en hoe groter de macht, hoe hoger de kosten.
Sanne voelt de spieren van Robs been onder haar hand. Ze kan hem gaan strelen en zachtjes: ‘Met jou’ fluisteren. Dat is toch wat ze wil? Dat is de waarheid. Patrick zal ervan balen. Ze weet heus wel dat hij een oogje op haar heeft. Maar lang zal hij niet alleen blijven. Karien zit al klaar om hem te troosten en ze zal nog wel meer doen om hem Sanne te laten vergeten. Ze weet niet wat haar ervan weerhoudt om het te zeggen. Nee, dat klopt niet. Ze weet het wel degelijk. Wat als hij haar van zich afduwt en zegt dat ze dan pech heeft gehad? Goed om te weten, Sanne, maar ik niet met jou. Dan is ze niet alleen Rob kwijt, maar ook iedere kans die ze nog bij Patrick heeft. Haar vriendin heeft ze al geschoffeerd. Ze kan niet nog meer kwijtraken. Ze kijkt Rob aan. ‘Met wie ga je naar bed?’
Als ze haar mond opendoet heeft ze nog geen idee wat ze gaat zeggen. Ze draait haar hoofd weg van Rob en fixeert haar blik op de grond. ‘Met Monica.’
Het wordt volkomen stil rond het ven. Monica draait zich met een ruk om. Over Patricks gezicht trekt een donker waas. Ze durft Rob niet aan te kijken. Ze weet dat ze het hierbij moet laten. Ze heeft antwoord gegeven op de vraag. Meer kunnen ze niet van haar verlangen. Maar het is alsof iemand anders het heeft overgenomen. Ze kan niet meer stoppen.
‘Ik haal haar omhoog uit het water en trek haar op de kant. Dan wikkel ik een grote handdoek om haar heen. Als ze gestopt is met rillen begin ik haar langzaam en stevig droog te wrijven, met grote ronddraaiende bewegingen. Eerst haar schouders en haar rug en dan werk ik geleidelijk naar voren. Mijn handen gaan van haar hals naar beneden. Ik laat de handdoek omlaag glijden en ik voel …’
‘Ja, zo is het wel weer genoeg!’
Ze weet niet wie het zegt, maar ineens is de betovering verbroken. Haar blik kruist die van Abel. Zijn ogen zijn nog donkerder dan anders. Sanne voelt zich verkillen.
***
‘Hier rechts,’ wijst ze. Ze zijn bijna bij de voetbalclub. Onderweg hebben ze niets bijzonders gezien. Dat is een goed teken houdt ze zichzelf voor. Geen fiets in de berm met een wiel dat nog ronddraait ook al gaat het nergens meer naar toe. Geen oploopje van mensen die zich verdringen rondom het lichaam van een jongen die met zijn benen in een onnatuurlijke hoek op het asfalt ligt. Dat is het nadeel van veel fantasie: ze ziet het allemaal voor zich alsof het echt gebeurd is. Ze doet haar ogen even dicht. Joris is natuurlijk gewoon op het sportveld, druk bezig aan de rondjes om het veld. Ze heeft zich voor niets zorgen gemaakt. Alweer. Het lot van een moeder, je altijd drukker maken om je kroost dan de situatie verdient.
Als ze weer opkijkt ziet ze hem ineens fietsen. ‘Daar!’
Abel geeft extra gas en snijdt Joris zo abrupt de pas af dat Sanne even denkt dat hij hem hier voor haar eigen ogen zal overrijden. Nog vóór Sanne is Abel de auto uit. ‘Alles goed, jongen?’
Joris is te perplex om tegen hem uit te varen.
‘Mam?’ vraagt hij als hij haar ziet, ‘wat …’
Sanne zegt niets maar loopt naar hem toe om hem te omhelzen.
‘Wat is er aan de hand, mam? Waarom zit je bij die vent in de auto? Ken jij die andere man soms ook?’
Ze houdt hem een eindje van zich af. ‘Die … die andere man?’
‘Die me net bijna van mijn fiets reed. Ik schrok me kapot. Ik kon nog net remmen en viel bijna over zijn motorkap heen.’
Daar is weer die klont in haar maag die ze al zo vaak heeft gevoeld sinds dit gedoe is begonnen. Ze bijt hard op haar lip. Wat hij ook van haar wil, hij moet haar kinderen met rust laten. Dit gaat niet over hen. Dit is iets tussen haar en wie het dan ook maar is die zich nu als haar tegenstander opwerpt.
‘Hij zei dat ik jou een boodschap moest overbrengen. Hij ... Gaat het wel met je, mam?’
Voor hoofdstuk 12 klik
hier