Geef de pen door...3
Hoofdstuk drie
Door: Esther Boek op 6 mei 2018

Geef de pen door... is een schrijfproject waarbij tien auteurs hun krachten hebben gebundeld om gezamenlijk een spannende vrouwenthriller te schrijven. Een idee dat spontaan is ontstaan en waar de tien auteurs enthousiast aan willen meewerken.

De auteurs die meedoen zijn: Gaby Rasters, Tamara Haagmans, Esther Boek, Janneke Bazelmans, Antoinette Kalkman, Tamara Onos, Saskia Oudshoorn, Barbara Sevenstern, Jojanneke Buschgens en Ingrid Mulder.

Elke twee weken zal er een vervolg verschijnen waarbij de auteurs uitgedaagd worden verder te schrijven op de gedeeltes die een andere auteur heeft geschreven. Het is een experiment en we zijn allemaal benieuwd wat voor verhaal hieruit gaat rollen... 
Lezen jullie mee?

Voor hoofdstuk 2 klik hier



Esther Boek is in 1967 geboren in Uden en woont inmiddels alweer een flink aantal jaren in de Betuwe. Ze is getrouwd en heeft drie zonen. Naast het schrijven werkt ze in de zorg rondom kinderen. 

Esther debuteerde in maart 2017 met haar succesvolle debuut Geen kind meer bij uitgeverij De Crime Compagnie. Op dit moment schrijft ze aan haar tweede boek.

Hoofdstuk 3 - Esther Boek

Sanne ligt op bed. In haar hoofd springen gedachten als pingpongballetjes heen en weer. Patrick was maar even gebleven, tot grote spijt van Joris en Maartje. Ondanks dat de beide kinderen weten dat papa en mama nooit meer bij elkaar komen en ook zeggen dat hun moeder nu een veel leukere is, vinden ze de illusie van een gelukkig gezinsleven toch nog steeds een prettige. 
   De pubers hadden verbaasd gereageerd, toen het hun vader bleek te zijn die voor de deur stond. Maar die verbazing had al snel plaatsgemaakt voor iets wat nog belangrijker was dan de vraag waarom hun vader, geheel tegen zijn gewoonte in, naar zijn vroegere thuis was gekomen. 
   De pizzakoerier was achter de rug van Patrick verschenen. Zijn helm half omhoog geschoven en platte witte dozen in zijn hand die geurden naar warm Italië. 
   Alsof ze wekenlang niet hadden gegeten, met zoveel enthousiasme hadden Joris en Maartje zich op de arme jongen gestort. Die wist dan ook niet hoe snel hij weer naar zijn scooter moest vluchten, nadat hij de warme pizza’s had afgegeven. 
   Sanne had hem achterna moeten rennen met haar portemonnee in de hand. Met een hoogrode kleur op zijn wangen had de jongen de fooi van haar aangenomen. 
   Inmiddels waren Joris en Maartje naar de keuken gelopen en dat had Sanne en Patrick de kans gegeven voor een snel overleg, dat hoewel fluisterend gevoerd, heftig was geweest. Met felle handgebaren en door tanden toegesiste woorden hadden ze tegenover elkaar gestaan. In Patricks ogen had ze haar eigen paniek gelezen en in een zwak moment had ze haar hand op zijn onderarm gelegd. Met een van afschuw verwrongen gezicht was hij achteruit gedeinsd. 
   Bij Sanne hadden verdriet, angst en boosheid om voorrang gestreden. Uiteindelijk had de angst overwonnen en was helder nadenken onmogelijk geworden. Samen, hoewel, als ze eraan terugdacht had zij slechts apathisch geknikt, hadden ze besloten niets van wat er was gebeurd aan hun kinderen te vertellen. Haar ex-man had al snel zijn hielen weer gelicht en was in zijn auto gestapt. Sanne had hem na staan kijken en ze had er waarschijnlijk nog gestaan als Joris haar niet was komen roepen met de mededeling dat ze nu snel moest komen omdat hij anders haar pizza op zou eten. 

Sanne gaat overeind in bed zitten, stompt een paar keer met haar vuisten in het hoofdkussen om de vulling wat te verplaatsen en gaat daarna weer liggen. Het helpt niets. De pingpongballetjes in haar hoofd stuiteren meedogenloos verder en lijken eerder in hoeveelheid en kracht toe te nemen. Daartussendoor verschijnen plaatjes, filmpjes en flitsen van een meisje dat ze al jaren niet meer heeft gezien, maar die haar nog steeds dagelijks achtervolgt.
   Altijd speelt Monica een hoofdrol in de beelden. Een lachende Monica, een rennende Monica, een huppelende Monica. Een springlevende Monica. 
   Soms waren er dagen dat Sanne het bijna vergeten was. Dagen waarin de illusie dat Monica nooit had bestaan, bijna waarheid werd. Maar altijd werd deze ruw verstoord door simpele dingen. Een geur die haar herinnerde aan de zoete shampoo die de tiener altijd gebruikte, een liedje waarop het meisje dansend door het leven ging. 
   Lange blonde haren op een rug voor haar als ze aan het winkelen was, lieten Sannes hart vaak als een vlinder door haar borst fladderen. Maar altijd als het meisje zich omdraaide, als Sanne het onbekende gezicht zag, veranderde de vlinder in een harde steen die met een plof alle lucht uit haar binnenste wegdrukte. Ze moest dan steun zoeken bij de dichtstbijzijnde muur, waar de waarheid als een zware, stinkende deken over haar heen viel. 
   Vaker dan de heerlijke dagen van de troostende illusie, waren daar de dagen van verterende spijt en ondraaglijke pijn. Monica leek dan in alle ruimtes rond te zweven. Als Sanne het huis ontvluchtte, wanneer de muren op haar afkwamen en haar dreigden te verpulveren, kwam Monica achter elke boom tevoorschijn. Haar vroeger altijd vrolijke, glanzende ogen keken haar dan donker aan en haar mond schreeuwde geluidloos, oorverdovende beschuldigingen. 
   Sanne gooit het dekbed van zich af. Zweetdruppels prikken op haar huid en ze staat op. Haar schuldgevoel, als een zware bal aan haar voet, maakt de gang naar de badkamer langer en met trillende handen draait ze de deur op slot en de kraan open. Als ze onder de douche staat, vermengt het koude water zich met het zout op haar wangen. Langzaam vindt de hitte van haar huid de weg naar het afvoerputje, maar de wroeging in haar lijf laat zich niet zomaar wegspoelen. 

 *

‘Mam!’ Vanuit een mist komt een stem Sannes hoofd in, maar ze kan er nog geen naam, nog geen betekenis aan linken. ‘Mama!’ Een hand schudt haar nu stevig op en neer. Als ze haar ogen opendoet en een fel licht haar hersens kwelt, sluit ze deze weer snel. ‘Mam, kom op, wakker worden.’ 
    Kreunend opent Sanne haar ogen opnieuw. ‘Wat is er?’ Haar mond voelt droog en haar lippen lijken het praten verleerd. 
    ‘Het is acht uur.’ Maartje staat naast haar bed. Haar jas al aan en haar rugzak als een zak vol verwijten aan haar schouder. In haar ogen een mengeling van ergernis en ongerustheid. 
    ‘Tjezes wat stinkt het hier. Het lijkt wel een kroeg.’ Met een beschuldigende blik kijkt ze naar de twee lege wijnflessen op het nachtkastje van haar moeder. Het glas ernaast is omgevallen en de vannacht zo zoete drank, is nu een plakkerige rode vlek geworden met grillige vormen en treiterend wijzende vingers. 
    ‘Sorry.’ Sanne voelt een warm rood langs haar wangen omhoog kruipen. ‘Ik kon niet slapen.’ 
    ‘Nou, daar heb je nu weinig last meer van.’ Maartje draait zich om en loopt naar de deur. ‘Maar ik ben naar school. En Joris is al weg.’ De deur valt achter haar dicht, in een knallend protest. 
   Met een diepe zucht komt Sanne overeind, maar als de muur tegenover haar bed dansend haar kant op komt, laat ze zich weer snel achterover in de kussens vallen. De plotselinge beweging bereikt haar maag en meteen vliegt ze weer overeind. Nog net op tijd haalt ze de toiletpot. Met golvende bewegingen komt de goedkope wijn naar buiten. Als er alleen nog maar krampen over zijn, legt ze haar armen op de wc-bril en laat haar hoofd op haar handen rusten. Langzaam maar zeker verdwijnen ook de krampen. Voorzichtig komt ze overeind en wankelend, als een pasgeboren veulen, loopt ze naar de wasbak. Het koude water in haar mond spoelt de zure smaak weg en als ze haar gezicht optilt naar de spiegel staart een mislukte replica van haarzelf, haar aan. 
   Ze pakt haar badjas. De zachte stof voelt als de troostende armen van haar moeder en tranen schieten in haar ogen. Het liefst zou ze nu naar haar ouderlijk huis rijden, haar hoofd in de schoot van haar moeder leggen en voelen hoe deze met broze handen haar haren streelt. Maar ze weet ook dat dit niet kan. Haar moeder zou in haar hoofd kijken en dingen zien die verborgen moeten blijven. Vragen stellen en antwoorden willen horen die niet gegeven kunnen worden. 
   Sanne loopt de trap af en elke trede lijkt via haar voetzolen, door haar benen, haar buik, zo haar hoofd in te bonken. Sterke koffie, dat is wat ze nu nodig heeft. Als het koffiezetapparaat het helende, bruine vocht de kan in pruttelt, hoort Sanne de klep van de brievenbus. Verbaasd kijkt ze op de klok. 
   Wat raar? Het is pas half negen. Zo vroeg is de postbode er toch nooit? Ze staat op van haar stoel maar meteen lijken er hamers tegen de binnenkant van haar schedel aan te bonken. Laat ook maar zitten. Voorzichtig laat ze zich weer op de zitting zakken. Het zal wel reclame zijn
   Een uur later en een kan hete koffie verder zijn de tikkende hamers veranderd in een dikke laag watten, maar voor Sanne is de bijna ondoordringbare substantie om haar hersenen een welkome. Ze staat op, zet de ontbijtboel van Joris en Maartje op het aanrecht en veegt kruimels van de tafel. Een pot Nutella staat open en als ze de boter in de koelkast zet, ziet ze tot haar verbazing dat de deksel naast de vleeswaren ligt. Ik was niet de enige sufkop vanmorgen
   Zonlicht valt door het raam naar binnen en de tuin lacht haar lonkend toe. Ze opent de keukendeur en als ze het terras oploopt, besluit ze dat een ochtend wroeten in de aarde de laatste beelden van Monica zullen doen verdwijnen. En dat het haar weer helder genoeg zal maken om later op de dag aan haar dienst in het bejaardenhuis te beginnen. 
   Gewapend met een schepje, een harkje en een emmer voor het onkruid loopt ze even later de schuur uit en laat zich op haar knieën tussen de borders zakken. Ze wiet onkruid, harkt zand recht en krabt mos tussen de voegen van de tegels uit. De zon verwamt haar rug en langzaam verdwijnen de watten uit haar hoofd en verplaatsen woorden van een telefoonscherm en beelden van Monica zich naar een afgesloten laatje in haar hoofd. Daarvoor in de plaats ontstaan nieuwe ideeën, plotwendingen en personages voor een volgend boek en ze trekt het notitieboekje dat ze altijd bij zich draagt uit de achterzak van haar spijkerbroek. Haar zwarte handen laten vegen achter op het witte papier, maar dat kan haar niet schelen. Het kleine pennetje vliegt over de pagina’s en al snel vullen woorden de lege regels.
   ‘Goedemorgen buurvrouw, lekker weertje hè?’ 
   Verstrooid kijkt Sanne op en ziet de buurman, duidelijk klaar voor een praatje, over de heg hangen. ‘Ja, zeker. Het is warm voor de tijd van het jaar.’ 
   ‘Al hard aan het werk zie ik?’ En zonder haar antwoord af te wachten. ‘Dat heb je als de zon gaat schijnen. Dan schiet het onkruid uit de grond.’
   ‘Ach ja, dat hoort ook bij een tuin.’ In Sannes hoofd zoeken haar hersenen naar mogelijkheden om zo snel mogelijk van de praatgrage buurman af te komen. De man is aardig hoor, maar als hij eenmaal begint te praten, lijkt hij wortel geschoten te hebben en is hij met geen mogelijkheid meer uit de heg te krijgen. 
   ‘Je had trouwens al vroeg volk aan de deur.’ Met nonchalant uitgesproken woorden en ogen die branden van nieuwsgierigheid leunt de man nog wat verder naar voren. 
   ‘Hoezo?’ Sannes wenkbrauwen kruipen dichter naar elkaar toe.
   ‘Om half negen, een blonde man, geruite blouse, pantalon. Hij gooide een envelop in je bus.’ 
   De klepperende brievenbus schiet haar hoofd weer binnen. ‘Oh, ja, dat was niets. Niet belangrijk.’ Snel pakt ze de tuinspullen bij elkaar. ‘Ik ga maar weer eens naar binnen. Je verbrandt altijd zo snel in die eerste voorjaarszon.’ Met benen die een andere richting op willen dan zijzelf en een hand die zich om haar luchtpijp heeft geklauwd, loopt ze het huis binnen, regelrecht naar de voordeur. 
   Op de mat ligt een envelop. Er staat geen afzender op en ook niet aan wie hij is geadresseerd. Aarzelend draait Sanne hem een paar keer om in haar hand en besluit hem open te scheuren. Haar vingers trillen. 
   Ze haalt er een vel papier uit en als ze de woorden leest, worden de letters vage vlekken. Met een kreet van afschuw sluit ze haar ogen, ademt diep in door haar neus en doet ze zinloze pogingen haar ademhaling weer tot rust te brengen. Wanneer ze haar ogen weer opent, is de tekst niet veranderd. Als een zombie loopt ze naar de huiskamer, pakt de telefoon en toetst de tien cijfers in die ze al jaren kan dromen.
   ‘Verdorie, Sanne. Wat is er nu weer.’ De boze stem van Patrick dendert haar hoofd binnen, zet zich vast achter haar ogen en trekt de sluizen open. 
    ‘Je moet komen, Pat.’ Ze weet niet of hij haar verstaan heeft.




Voor hoofdstuk 4 klik hier

Esther Boek

Niets van wat hier geschreven wordt mag openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, internet of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VrouwenThrillers.nl en de auteur. 


Ondanks dat het geschrevene met alle zorgvuldigheid wordt geredigeerd kan er toch een foutje in de tekst zijn achtergebleven. Bij constatering daarvan zouden wij het op prijs stellen dit aan ons door te geven en een mail te sturen naar info@vrouwenthrillers.nl. Ook voor eventuele op-en aanmerkingen kan er gemaild worden naar het genoemde mailadres.



Bezoekersreacties:
Website Security Test