Ik grinnik. ‘Ik ben voorlopig niet klaar, en anders wacht ik in bed op je'. Ik streel zijn borstkas. Hij pakt mijn gezicht vast, geeft me een tedere zoen, en pakt de koffer uit de bijkeuken. Glibberend loopt hij naar zijn auto. Hij komt nog terug voor zijn telefoon. Ik kijk hem na door het keukenraam en steek mijn hand op. Hij blaast me een kushand toe. De zomerbanden heb ik niet laten wisselen bij de garage, hij is in de veronderstelling dat dat wel is gebeurd. Ik denk aan de grote plassen die ik vanmiddag op de dijk zag, voordat het ging sneeuwen. Zijn ze nu bevroren? De weg opgaan met zomerbanden, tijdens code rood. Wie doet dat? Ook dat kan ik op zijn eigenwijze gedrag gooien, iedereen uit zijn omgeving zal me geloven. Maarten krabt driftig de voorruit. Er staan ijsbloemen op het keukenraam. Ik kan hem nauwelijks meer zien. Het is kwart over twaalf. Ik zet zoveel mogelijk borden en glazen in de vaatwasser en was de rest met de hand af. Ik moet bezig blijven. Ik stofzuig de keuken en boen het toilet schoon. De tijd verstrijkt, hij zou nu wel terug moeten zijn. Ik pak mijn telefoon en bekijk het nieuws. Er zijn in het hele land veel ongelukken gebeurd. Opeens hoor ik sirenes. Het zijn verschillende sirenes. Een ambulance, een politiewagen, een brandweerwagen. De geluiden komen steeds dichterbij. Ik ren naar boven en kijk uit het zolderraam.
Emma komt me achterna.
‘Wat is er? Ik hoorde sirenes.' Ik kijk haar liefdevol aan. Wie weet wat ik haar over een paar uur moet vertellen, of eerder. Ik kijk naar de dijk. Ik zie iets bewegen. Een schim. Ik wil hier weg.
‘Ik weet het niet, Emma. Jouw vader brengt even iets weg, je weet hoe eigenwijs hij is. Het was eigenlijk onverantwoord met dit weer. Ga maar slapen, tot morgen.’
Ze druipt af en gaat weer naar haar eigen kamer. Ik hoor haar nog wat tegen Sophie zeggen. Sirenes, code rood, eigenwijs. Ik loop naar de badkamer, poets mijn tanden en haal mijn make-up eraf. Mijn hart begint onregelmatig te bonken. Ik ervaar een déjà vu. Ik denk alleen nog maar aan het eindresultaat. Zo moet het gaan.
Ik ga in bed liggen en krul me op als een foetus. De bel haalt me uit mijn gedachten. Ik ren naar beneden. Ik hoor de deur van de slaapkamer van Emma en Sophie opengaan. De kerstkrans aan de voordeur schudt wild heen en weer als ik opendoe. Twee agentes staan voor de deur.
‘U bent mevrouw Stegemans?’ Ik knik. Ze laten iets zien, ik denk een pasje. Ik ben er met mijn gedachten niet meer bij. Mijn emoties razen heen en weer door mijn lijf. Ik wil mijn angst niet toelaten, niet op dit moment. Ik moet zeker en kalm overkomen. Ik pers er een glimlach uit. De wind giert het huis in.
‘Mogen we even binnenkomen?’ hoor ik in de verte. Ik schat de oudste agente een jaar of vijftig, de jongste had haar dochter kunnen zijn. Ik knik. We gaan in de woonkeuken zitten. Emma en Sophie lopen de trap af. Ik stel ze aan de agentes voor.
‘Uw man, jullie vader…’ De oudste agente zoekt naar de juiste woorden. ‘Hij is bij het einde van de dijk…’ Ik schud mijn hoofd. Emma en Sophie barsten in tranen uit. ‘Helaas, jullie man en vader is overleden. De auto is van de dijk afgegleden. We hebben hem niet op tijd kunnen redden.’ Ik voel dat ik tranen in mijn ogen krijg, maar kan niet huilen. Emma en Sophie blijven me aanstaren.
‘Hij wilde per se iets wegbrengen,’ fluister ik.
‘Heb jij hem weg laten gaan? Spoor je wel!’ schreeuwt Sophie.
‘Het was code rood!’ sist Emma.
‘Jullie kennen je vader. Hij zei dat het wel kon.’ Ze knikken en vegen hun tranen weg.
De agentes blijven nog een tijdje, ze geven aan wat er geregeld moet worden. Ik weet heel goed wat er geregeld moet worden. Mijn eerste man is tenslotte een paar jaar geleden overleden. Er komt niets uit mijn handen. Binnen een uur zit het huis vol met familie en vrienden. Ik kan alleen maar apatisch voor me uitkijken.
Mijn stiefdochters hebben nooit echt naar me omgekeken. De laatste dagen proberen ze een rots in de branding voor me te zijn. Ze hebben de crematie voorbereid, muziek uitgezocht, en een fotopresentatie gemaakt. Na het overlijden van mijn eerste man heb ik nooit een schuldgevoel gehad, ook niet over de doodsoorzaak. Nu de meiden extra lief voor me zijn, voel ik me extra rot. Maarten heeft gelijk gekregen. Ik plakte snel etiketten, ik zag complottheorieën, ik kleurde situaties snel in. Zijn dochters zijn niet onmogelijk, ze zijn juist heel attent en liefdevol.
De schrijfvakantie is een goed vooruitzicht. Het is een goede zet geweest om die te boeken op die kerstavond, het maakt het aannemelijk dat ik hem niets aan wilde doen. We deelden dezelfde passie. Zijn dochters stimuleren me om toch te gaan. Ik zoek ook een plek om alles op een rijtje te zetten, dat lukt me hier thuis niet meer. Overal word ik aan Maarten herinnerd.
De bel klinkt indringend. Emma en Sophie staan voor de deur, ze hebben deze keer een schaal lasagne mee. Het is lief bedoeld, ik word er alleen onrustig van dat ze steeds controleren of ik wel goed voor mezelf zorg. Ik snak naar een avond alleen. Emma zet de schaal in de oven en gaat aan de keukentafel zitten. Ze kijkt me liefdevol aan en begint te vertellen. ‘Je weet niet dat onze vader met een verrassing voor jou bezig was. Hij had in elk geval een cadeaumand voor jou op zijn kantoor staan. Er zaten al mooie lingeriesets in, een fles parfum en een bon voor een weekend weg.’ Emma maakt een fles wijn open. De oven verspreidt een heerlijke geur.
Sophie pakt drie glazen en richt nu het woord tot mij. Ze houdt mijn hand vast.
‘Ook wilde hij jouw grootste wens vervullen. Je mag het nu wel weten. Misschien heb je wel eens bonnetjes gevonden, papa betaalde ook alles voor zijn compagnon. Hij was soms zelf op wintersport, maar dan was zijn compagnon op zakenreis en plakte er een vakantie aan vast. Papa regelde de administratie, zijn compagnon onderhield het contact met de opdrachtgevers. Hij was eerlijk. Hij bedroog je niet,’ zegt ze snikkend. Emma schept voor iedereen op. Het lijkt of mijn borstkas wordt samengetrokken. Ik moet bijna overgeven, ik voel gal omhoogkomen. Mijn grootste wens? Ik denk aan mijn plan. Dat was mijn grootste wens. Ik neem een hap van de lasagne.
‘Je spaart toch voor een ticket naar Singapore? Om naar je vriendin te gaan?’ vervolgt Sophie. Ik denk aan Lonneke, mijn vriendin van de middelbare school. Ze is als expatvrouw afgereisd naar Singapore. We appen wat af, ik spaarde al maanden voor een ticket. Dat dacht Maarten. Ik heb geld zat, iets wat hij niet wist. Nu ze bijna moet bevallen wil ik er heel graag heen. Steeds ging het spaargeld naar iets anders, Maarten wist het. Wat ontzettend lief van hem. Ik kan niet meer helder denken. Het is me weer overkomen, ook bij mijn eerste man zat ik er compleet naast. Hij was ook eerlijk. Door zijn diabetes en zijn ongezonde levensstijl, heb ik ontzettend mazzel gehad bij het onderzoek naar zijn doodsoorzaak. Ook deze tweede keer lijk ik er mee weg te komen.
Over mijn schouder kijk ik naar de meiden, ze dralen rond bij het aanrecht.
'Nicolet, je lijkt wel een geest. Is er iets?’ vraagt Sophie. Ze zet de lasagneschaal in de vaatwasser en drukt de waterkoker aan. Emma blijft me maar aankijken. Ik word nerveus van ze. Ze moeten oprotten en snel een beetje. Ik loop naar ze toe.
‘Nee, een beetje moe,’ bazel ik. ‘Allemaal thee?’ De meiden knikken en wisselen een blik uit die duidelijk niet voor mij bedoeld is. Volgende week kan ik naar Singapore, als ze zo weggaan leg ik alvast een koffer klaar. Lonneke weet van het overlijden van Maarten, ze kon niet bij de crematie zijn. Over een week wordt haar dochter geboren. Ik blaas in mijn thee. Zwijgend staren we een paar minuten voor ons uit.
‘We moeten vanavond op het politiebureau komen. Ze willen nog wat achtergrondinfo van ons hebben,’ zegt Emma vanuit het niets. Mijn maag draait om. Ik wil erbij zijn. Gaan ze ook iets over mij zeggen? Heb ik een detail gemist?
Ze staan op en geven me allebei een zoen op mijn wang.
‘We gaan, anders komen we te laat. Blijf maar zitten, we komen er wel uit. Red je het morgen een avond alleen?’ vraagt Sophie. Ik knik, ik moet me inhouden om niet te gaan juichen.
Ik neem nog een kop thee, zoek mijn favoriete serie op Netflix en neem een paar grote bonbons. Het voelt gek zonder Maarten. Ik denk aan de woorden van Emma en Sophie.
Hij was eerlijk. Hij bedroog je niet.
Om tien uur schrik ik wakker van de bel. Ik ben blijkbaar in slaap gevallen. Wie belt er nu nog aan? Slenterend loop ik naar de hal. Ik doe de kroonluchter aan en zie vier gestalten voor mijn deur staan. Ik herken Emma en Sophie. Wie hebben ze meegenomen?
Ik doe de deur open en kijk naar de de agentes die hier op kerstavond ook waren.
‘Mogen we even binnenkomen?’ vraagt de oudste agente. Emma en Sophie zeggen niets. Ze lopen langs me heen de hal door en gaan in de woonkamer zitten. Emma, Sophie en de agentes nemen plaats op de fluwelen hoekbank. Ik zit op een grote fauteuil. Het lijkt wel een rechtbank. Ze kijken me allemaal vol afgrijzen aan.
‘Mevrouw Stegemans, we hebben de telefoon van uw man doorzocht. U heeft aangegeven dat uw man per se weg wilde op kerstavond. Hij wilde zelf iets wegbrengen, ondanks code rood. Klopt dat wel? Of wilt u ons nog iets vertellen?’
Mijn handen beginnen te trillen. Ik merk dat ik mijn lichaam niet meer onder controle heb. Het gevoel van naderend onheil probeer ik van me af te schudden. Ik ruik mijn verse zweet.
‘Op zijn telefoon hebben we een ingesproken bericht gevonden. Iets voor een boek? Kan dat?’
‘Maarten schrijft aan een roman. Hij spreekt zijn zinnen vaak in en typt ze later uit,’ zeg ik raspend. Mijn intonatie verraadt mijn nervositeit. Nu het over schrijven gaat kan ik weer helder denken.
‘De eerste zinnen waren voor een roman. Daarna gilde hij, waarschijnlijk vlak voor het ongeluk!’ gilde Sophie.
‘Jij wilde dat hij wegging om de koffer te halen, liegbeest! Hij was doodsbang. Hij had het ook over zomerbanden, sekreet!’ vult Emma aan. Haar ogen spuwen vuur.
De agentes proberen de situatie te sussen. Ik draai me om en kijk naar de geopende koffer op de eettafel. Ik wilde overmorgen naar Singapore vertrekken, maar ik vrees dat mijn reis heel ergens anders naartoe gaat. De agentes staan op en gebaren naar de politieauto die voor de deur staat.
'Mevrouw Stegemans, we willen graag dat u meegaat naar het bureau. Volgt u ons?’ Ik knik.
Met één geheim kon ik leven, met twee is niet meer nodig.