Ik moet me haasten. Nog twintig minuten voor ik contact moet leggen met Nederland. Snel loop ik door en struikel over wat losse stenen op het pad. ‘Doe maar rustig,’ zegt Jan op de voor hem zo typerend kalme toon. Twintig minuten. Shit, dat lukt nooit. We lopen boven op een berg met uitzicht over eindeloze eucalyptusbossen. Zon op mijn gezicht. De mentholgeur hangt overal om ons heen. Jan loopt naast me, Lucky – zoals een herder betaamt – voor mijn voeten en Boy – zoals een jager hoort te doen – als een verkenner een heel stuk voor ons uit. Het vaste stramien voor een relaxte wandeling.
Maar nu niet.
Nog vijftien minuten. Waarom zijn we dan ook zo ver gegaan, nu moeten we dat hele eind ook weer terug. Dat is het rotte van het begrip ‘tijd’ in Portugal, die vergeet je. Ik doe wat een Nederlander hoort te doen: ik pak mijn telefoon en typ een app’je naar Antoinette. ‘Red ’t niet. Ben een kwartiertje later.’ Er verschijnen geen vinkjes. Zelfs als ik mijn mobiel in de lucht houd, maakt het netwerk geen contact. De zendmasten of satelliet of hoe al die rotdingen ook heten, zijn te ver weg. Geen bereik. Tja, dat krijg je in het achterland van de Algarve… Het is iets om tijdens het schrijven te koesteren, maar het knijpt als je per se iemand wilt bereiken.
Na tien minuten – oké, bijna twaalf – zie ik de auto staan. Ik jaag de honden naar binnen en moedig Jan aan om iets sneller te rijden. Wat hij natuurlijk niet doet. Het beginstuk van het pad is namelijk een soort van droge rivierbedding geworden, na alle regenbuien die Portugal hebben geteisterd.
‘Is hij nog niet verstuurd?’ Jan werpt een korte blik op mij, waarna de onderkant van de auto alsnog de rotsbodem raakt.
‘Nope.’ Ik druk mijn mobiel bijna tegen de voorruit, maar er blijft een irritant rondje naast mijn bericht staan.
Ik moet zeggen dat Jan zijn best doet om wat tijd in te halen. Hij kent mijn gewoonte om op tijd te willen zijn en hij wil daar best zijn steentje aan bijdragen. Uiteindelijk slechts twee minuten over tijd bereiken we onze eigen berg, zodat ik enigszins buiten adem me niet meer dan vijf minuten te laat op Skype meld.
Skype vertelt me dat Antoinette al een paar keer geprobeerd heeft me te bereiken. Snel bel ik haar terug. Een blij gezicht verschijnt op het scherm.
‘Wat stom, hè?’ begint ze. Het klinkt niet alsof ze het over mij heeft. ‘Die app’jes,’ voegt ze eraan toe.
Als mijn mobiel met de - wel bereikbare - wifi contact legt, komen haar berichtjes binnen: Ben 15 minuten later. File. Ik krijg geen contact. Joehoe! ‘Stom, hè? Ik had me vergist in de tijd, was een uur te vroeg,’ hoor ik het scherm zeggen.
‘Last van het tijdsverschil,’ grap ik terug. Tegelijkertijd bekijk ik de door haar doorgestuurde beelden voor onze volgende teaser: Something thrilling is coming…
Wat heerlijk om zo synchroon te lopen. Niet alleen tijdens onze ideeën omtrent een prachtige samenwerking, maar ook persoonlijk. Beiden eenzelfde gedrevenheid om onze plannen neer te zetten. Mooie beeldvorming. Hard werken, maar ook genieten. Elkaar op de hoogte houden.
‘Wat vind je ervan?’
‘De tweede,’ zeg ik direct. Ik krijg een duim als antwoord.
‘Hé, ik krijg nu je bericht binnen.’
‘Ik was ook een kwartier te laat,’ grinnik ik. Het volgende uur zijn we samen serieus bezig om zaken af te stemmen, taken te verdelen, het tijdspad uit te zetten en alles af te kaderen tot een thrilling iets. Het kwartiertje is vergeten. Het Joehoe is veranderd in Whoohoo! Het is zelfs niet belangrijk dat de één tussen de eucalyptusbomen liep en de ander vastzat in de file. We voelen alleen maar die prettige tijdsdruk waaronder we lekker kunnen presteren om iets onwijs gaafs neer te gaan zetten. Grenzeloos contact. Enthousiasme kent geen tijd.