Het is elk jaar hetzelfde. Rond deze tijd van het jaar ligt mijn nieuwe thriller bij de redactrice en zou ik moeten genieten van rust in mijn hoofd. Het ei is gelegd. Zoiets. Maar niets is minder waar. Sinds de tekst van Terug naar Cornwall is opgestuurd naar de Crime Compagnie, kolkt er van alles. Want sinds een week of twee zit er een vrouw in mijn hoofd te zieken. Ze is bloedirritant, omdat ze dingen wil waar ik me in deze tijd tegen wil verzetten: ze wil namelijk actie.
Sinds we in oktober onze Logis Delicieux hebben gekocht in Frankrijk, zit er teveel in mijn hoofd. Alle verbouwingen die we daar moeten (laten) uitvoeren, vragen om een stevige planning. Geld stroomt letterlijk tussen onze vingers door. En de chaos in dat mooie oude huis groeit met de dag. Bij verbouwen hoort dat. Geen tof droomhuis zonder chaos-fundering. Wat dat betreft doen we het dus goed. Maar ik durf nu ook wat te bekennen: ik word soms moedeloos van de hoeveelheid werk die er ligt te wachten. Dan krijg ik al die fantastische plannen niet meer helemaal op een rijtje. Laat staan dat ik zie dat er een eind aan het werk komt.
En dan komt deze irritante dame op bezoek. Niet één keer; ze presteert het zelfs om me vanaf begin december elke dag lastig te vallen. Zelfs ’s nachts klopt ze aan en duwt nieuwe gedachten in mijn hoofd. Ze weet al sinds een tijdje waarheen ze zal vertrekken en ze heeft geen zin meer om te wachten. Maar in plaats van een vast omlijnd plan, zodat ik haar gewoon direct haar zin kan geven, duwt ze ook fikse vraagtekens in mijn hoofd. Ze laat me twijfelen, ze maakt me zelfs onzeker. Kan ik haar verhaal wel opschrijven? Dit Moezelmeisje, zoals ik haar inmiddels noem, is namelijk geen lieverdje. En een lezer wil toch graag een sympathiek personage?
Gisteren ben ik overstag gegaan. Zij krijgt haar zin. In die roes van verslagenheid heb ik een plot uitgeschreven waarin zij de hoofdrol gaat krijgen. Ik was te moe om nog terug te vechten. En ineens was ze weg. Compleet verdwenen. Vannacht heb ik tot mijn verbazing zelfs als een roos geslapen. En toen ik vanmorgen onder de douche stond wist ik ineens waarom. Mijn stalkende Moezelmeisje is tevreden. Ze heeft gewonnen. En dat is exact wat ze wil.
Maar ik zou geen thrillerschrijfster zijn als ik het hierbij liet zitten. Leuk hoor, zo’n irritant personage, maar als auteur heb ik maar één rol: ik ga het haar gewoon lekker moeilijk maken. Noem het maar een soort van wraak. Een ei dat gelegd is. Het geeft me in ieder geval rust. Als Jan weer druk aan het klussen is in ons oude huis, sluit ik mezelf op in mijn werkkamer. De komende maand zal ze de actie krijgen waar ze zo naar verlangt. Misschien wel meer dan ze voor zichzelf had bedacht op dat mooie plekje aan de Moezel.
Heel stilletjes fluister ik: ‘Lekker puh.’ Nu maar hopen dat ze dat niet hoort, want ze zou zomaar terug kunnen vechten.