Bladerend door de berichten en feeds om mijn achterstallige onderhoud op de sociale media in te halen, stuitte ik op een van de meest veelvoorkomende tips van schrijfcoaches: laat je niet kisten door je imposter-syndroom. Als uitleg stond daarbij dat je als schrijver vaak denkt een ‘bedrieger te zijn die bang is om door de mand te vallen, omdat eigenlijk alles ooit al is geschreven’. Dat vond ik een interessant vraagstuk: is inderdaad alles al eens geschreven?
Als je de vele thrillers met als onderwerp ‘narcistische vrouwenhaters’, of ‘vreemdgaande echtelieden die elkaars minna(a)r(es) per ongeluk vermoorden’, of ‘vrijgezellenfeesten die compleet uit de hand zijn gelopen’ erop nakijkt, dan denk je misschien: ja, alles is al eens geschreven. De kunst zit er volgens deze schrijfcoaches dan in om het op ‘jouw manier te vertellen’. Dus: een onderwerp à la Nicci French met een net wat andere schrijfstijl, of een Scandinavische thriller zonder een alcoholistische rechercheur als hoofdpersonage. Natuurlijk zijn dat prachtige tips, maar mijn tip zou zijn: waarom niet een thriller schrijven in een compleet ander jasje? Waarom niet een vernieuwend genre met een onderwerp dat nog niet eerder is uitgekauwd?
Dat is een van de antwoorden op de vraag die ik vaak krijg: ‘waarom schrijf je ecothrillers of milieu-misdaadromans?’ Het is heerlijk om te schrijven vanuit een eigen invalshoek in een uniek genre met vernieuwende en actuele thema’s. Een ander antwoord op die vraag (‘waarom ecothrillers?’) is dat ik nou eenmaal een innerlijke drive voel om misstanden aan de kaak te stellen. Maar dan komt al gauw het volgende syndroom om de hoek kijken: het verlossers-syndroom. Hoe voorkom je moraliserend of belerend over te komen als je bijvoorbeeld een bepaalde milieuproblematiek aankaart in je verhaal? Hoe voorkom je om na het schrijven van een ecothriller als ‘verlosser van het kwaad’ of ‘moraalridder’ door het leven te moeten gaan?
Volgens de recensies van mijn nieuwste ecothriller Ontworteling ben ik daarin gelukkig geslaagd door het milieuthema niet op de voorgrond te plaatsen maar een geloofwaardige plek in een verhaal vol spanning, mysterie en avontuur te geven. Toch stuitte een van de recensenten op een nieuw syndroom. Volgens haar was het ‘wat te veel van het goede dat vrijwel elk hoofdstuk eindigt met een cliffhanger/ plottwist’. Ze kon zich ‘wel voorstellen dat andere mensen daar wel van houden, omdat het er wel voor zorgt dat je goed in het boek blijft’, maar zij vond het persoonlijk wat too much. Zou ik dan toch last hebben van een van de vele schrijvers-syndromen: het cliffhanger-syndroom?