Zoë Janssen, de hoofdpersoon in mijn thrillers, is een stoer wijf. Gevoelig ook, maar dat laat ze zo min mogelijk zien.
Als mens wil je niet kwetsbaar zijn, want dan kan je doodgaan. Dat is in ieder geval de les die ons reptielenbrein heeft geleerd in de tijd dat we met speren rondcrossten in harige jumpsuits. En dus op momenten dat het spannend is, springt onze oerkrokodil voor ons in de bres, slikken we tranen weg, zetten we een masker op en verdwijnen we met de staart tussen de benen. Alles om maar niet te laten zien hoe kwetsbaar we zijn.
Het ‘moderne’ slimme brein heeft daarentegen geleerd dat kwetsbaarheid juist krachtig is. En dus horen we tegenwoordig de hele dag dat kwetsbaarheid goed is en dat je het overal mag tonen. Opvallend genoeg zie ik niet zoveel kwetsbaarheid om me heen. Ik denk omdat we het vaak verwarren met openheid. Ik ben best wel open, maar ik toon mijn kwetsbaarheid bijna nooit. Je mag alles van me weten, maar je mag niet veel van me zien.
En als ik het laat zien, knap ik er niet erg van op.
Toegegeven: soms lucht het tonen van mijn emoties op, maar het is me maar weinig overkomen dat ik dacht: ‘dat was fijn, dat moet ik meer doen, morgen acht uur plan ik een volgend momentje in.’ Meestal loopt mijn mascara uit en zie ik eruit alsof er een vrachtwagen over me heen is gereden.
Er zullen nu vast wel allerlei coaches en trainers over me heen vallen en aangeven dat ik het licht nog niet heb gezien. Waarschijnlijk krijg ik honderden adviezen en uitnodigingen voor kwetsbaarheidsretraites en trainingen hoe ik meer in contact kan komen met mijn gevoel. Voor alle duidelijkheid: ik doe niet mee. En wees blij, want je wilt mij echt niet als deelnemer in je tipi hebben.
Open zijn over onze kwetsbaarheid lijkt me een mooie eerste stap. Als huilen met waterproof mascara op. Beter voor de foto, beter voor mijn omgeving, beter voor mij.