Misrekening
Door: Marceline de Waard op 24 juli 2018

Misrekening

‘Waar is Johan?’ Als verlamd blijf ik achter mijn bureau staan. Ik stond klaar om deze dag van de jaarlijkse accountantscontrole te beginnen zoals hij al jaren begint: Johan die mijn kantoor binnenloopt, en ik die met uitgestoken hand naar hem toekom. In plaats daarvan komt deze vreemde vrouw mijn kantoor binnen. Ik verman mijzelf en loop naar haar toe. ‘Onze nieuwe directie stelt onafhankelijkheid op één, geen vaste controleurs meer voor onze klanten.’ 
  Haar mondhoeken gaan omhoog in een glimlach die haar ogen niet bereikt. ‘Ingrid de Gier.’ Ze steekt haar hand uit. 
  Ik bedwing de neiging mijn hand eerst langs mijn broek te vegen en mijn hand kleeft tegen de hare. ‘Richard Kuiper. Ik neem aan dat je eerst een kopje koffie wil? Onze directeur verwacht je.’
  ‘Nee dank u. Ik wil graag direct aan de slag. Als u mij even wegwijs maakt.’ 
  Het u klinkt als een tik met een liniaal op mijn vingers en even ben ik terug in de schoolbank bij juffrouw Riet. Ik slik. ‘Ja natuurlijk. Gaat u zitten.’ Ik wijs naar de bureaustoel waaruit ik net ben opgestaan. 
  Ze verstelt de stoel en schuift hem zover naar rechts dat ze nog net het scherm ziet. Ik leg uit waar ze alle documenten kan vinden en geef haar het tijdelijk wachtwoord zodat ze toegang heeft tot alles wat ze voor de controle nodig heeft. ‘Daar kom ik wel uit.’ Ze knikt naar de telefoon. ‘Op welk nummer kan ik u bereiken als ik nog vragen heb?’ 
  ‘Uhm.’ Mijn ogen dwalen door mijn kamer en blijven rusten op de kleine vergadertafel in de hoek. Normaal gesproken ga ik daar zitten met wat vakbladen en luister ik naar Johan zijn grappen over vrouwen op kantoor. ‘Bel maar naar de receptie, zij kunnen mij wel vinden.’      ‘Prima.’ 
  ‘Nou. Tot later dan maar.’ Ik pak het stapeltje bladen van de vergadertafel. Te gehaast en de helft valt op de grond. Ik ga door mijn hurken en met haar brandende blik in mijn rug graai ik alles bij elkaar.  
  ‘Wat sta jij hier verloren.’ Sabine wappert met haar hand voor mijn gezicht. ‘Heeft juffrouw IJspriem je eruit gezet?  
  ‘Juffrouw IJspriem?’ Met opgetrokken wenkbrauwen kijk ik naar het grijnzende gezicht van het hoofd personeelszaken.  
  ‘Ja, die daar.’ Ze knikt naar de gesloten deur van mijn kantoor. ‘Zijn die ogen van haar jou niet opgevallen? Ze gingen dwars door mij heen. Ik had het gevoel of mijn ziel door haar ontleed werd.’
  ‘Nu je het zegt.’ Ik verplaats mijn stukken van mijn ene arm naar de andere en kijk door de smalle reep glas naast de deur van mijn kantoor. Ingrid de Gier legt net haar iPad neer en haar hoofd komt omhoog. Haar ogen knijpen een beetje samen en ik voel een steek in mijn maag. 
  ‘Kom anders op mijn afdeling zitten. Jessica is nog steeds ziek, je kunt haar bureau wel nemen.’
  Ik verstel de bureaustoel en de geur van rozen en kruiden mengt met de frisheid van een nieuwe lenteochtend. Jessica. Ik snuif en even is het of ze hier is. Mijn gedachten gaan terug naar het moment dat ik haar voor het eerst zag. 

‘Sabine, waar vind ik op intranet de nieuwe richtlijnen voor de functioneringsgesprekken?’ Ik duw de deur van het kantoor van het hoofd personeelszaken verder open. 
  ‘Laat ik je eerst even voorstellen aan onze nieuwe collega.’ Sabine staat op en wijst naar de vrouw die voor haar bureau staat. ‘Jessica, dit is Richard, ons hoofd van de afdeling financiën. Richard, Jessica.’ De vrouw draait zich om en haar gezicht wordt zichtbaar vanachter het gordijn dat over haar rug en schouders golft. 

Ik weet niet meer wat ze zei, maar sinds dat moment liet ik geen moment onbenut om in haar buurt te zijn. 

‘Ga je morgen mee met de eindemaandborrel, Jessica?’ Sabine zet haar bord en soepkom op het dienblad.
  ‘Nee. Ik moet om vijf uur weg, de bus halen, anders mis ik mijn aansluiting.’ 
  Ik kijk van Sabine naar Jessica en pak mijn kans. ‘Waar moet je heen? Dan breng ik je na de borrel wel met de auto thuis, dat is vast sneller dan met het openbaar vervoer.’ 

‘Stop hier maar, het laatste stukje loop ik wel.’ Jessica wijst naar een klein parkeerterrein tegenover een blok flats uit de jaren zestig. 
  ‘Ik wil je ook wel voor de deur afzetten?.’ Ik laat mijn gaspedaal los en minder vaart. 
  ‘Nee.’ Haar stem klinkt hard, verschrikt. ‘Mijn man. Hij …’ Jessica haar vingers omklemmen het handvat van haar tas, haar knokkels zien wit.  
  Ik rijd het parkeerterrein op, zoek een plekje en zet de motor af. Haar gordel klikt los. ‘Wat is er met je man?’ Ook ik doe mijn gordel af.    ‘Niets.’ Haar ogen zijn groot en donker in het schijnsel van de lantaarnpaal.
  ‘Jessica.’ Ik steek mijn hand uit. Haar wang voelt als fluweel onder mijn vingers. Haar lippen wijken en ik buig mij naar haar toe. Het gevoel van haar mond, haar tong die de mijne streelt, het randje tussen haar haar en nek, haar borsten tegen mijn borst en haar handen tussen de boord van mijn overhemd. Mijn wereld bestaat alleen nog uit dit. Jessica maakt zich los uit onze omhelzing. Haar wangen roze. ‘Ik …’ ‘Oh Jessica.’
  ‘Ik moet gaan.’ Ze opent de passagiersdeur, pakt haar tas en verdwijnt om de hoek. 

Sinds dat moment leefde ik voor de maandelijkse borrels. Totdat … Ik slik. 
  ‘We kunnen niet zo doorgaan.’ Jessica zet haar hand tegen mijn schouder. ‘De collega’s kletsen. Zag je hun blikken vanavond?’
  Ik vlecht mijn vingers door het haar bij haar slapen. ‘Oh Jessica.’  
  Ze trekt haar hoofd weg. ‘Je snapt het niet.’
  ‘Wat niet?’ Mijn maag knijpt samen bij het zien van de boodschap in haar ogen. In een wanhoopspoging zeg ik, wat ik al maanden wil vragen maar nooit durf: ‘Ga bij hem weg. Trouw met mij.’ 
  ‘Oh Richard.’ Haar ooghoeken glinsteren in het licht van de lantaarnpaal. ‘Hij laat mij nooit gaan.’ Ze pakt haar tas weg bij haar voeten en opent het portier aan haar kant. Voordat ik kan reageren, gooit ze hem dicht. 

'Hallo, hier aarde voor Richard.’ Ik voel een duwtje tegen mijn schouder. Sabine. ‘Waar was je met je gedachten? Juffrouw IJspriem heeft om je gevraagd. Of je nu gelijk bij haar wilt komen.’ 
  ‘Dit snap ik niet.’ De computer heeft twee schermen en Ingrid de Gier heeft op ieder scherm een document openstaan. Ze wijst van het ene naar het andere. ‘Waarom zijn deze bedragen verschillend?’ Ik voel een straaltje tussen mijn schouderbladen omlaag kruipen, Johan vergeleek de verschillende staten nooit. 
  ‘Laat eens kijken.’ 
 Ze schuift opzij en ik buig mij naar het scherm, mijn hersenen draaien overuren. ‘Oh, ik zie het al. Dat heeft te maken met de aanschaf van de nieuwe laptops, dat vind je hier.’ Ik klik wat nieuwe bestanden open en wijs een bedrag aan. ‘Ziet u, zo klopt het wel.’ Ik doe een stap naar achteren en Ingrid kijkt naar het bedrag. 
  ‘Zijn daar ook facturen van?’
  ‘Facturen?’ Mijn overhemd plakt aan mijn rug en ik trek het los. 
  ‘Nou?’ Ze trommelt met haar vingers op het bureau. 
  ‘De administratie scant alles in. Ik denk dat u naar de map archief moet. Zal ik u die even wijzen?’ Opnieuw buig ik naar haar toe. Ze draait zich naar het scherm en klikt met haar muis wat bestanden open. ‘Ik heb de map al gevonden. Als ik het niet kan vinden roep ik u wel weer.’
  ‘Gaat het wel goed?’ Onze directeur legt zijn hand op mijn schouder. 
  ‘Hè? Wat?’ Ik laat de deurknop van mijn kantoor, dat nu door Ingrid de Gier in beslag genomen is, los. ‘Ik denk het, het gaat zo heel anders dan met Johan.’
  ‘Oh dat, dat komt wel goed. Nee, ik bedoel met jou, je ziet zo wit. Je bent toch niet de volgende die door de griep geveld wordt?’ 
  ‘Ik hoop het niet. Vanavond vertrek ik voor mijn weekje skiën.’
  ‘Mooi.’ Hij geeft een klopje op mijn schouder.
  Langzaam laat ik mij weer zakken op de bureaustoel van Jessica. Ik ontgrendel de computer en open mijn mail. Ik staar naar het scherm en vraag mij af wat de priemende blik van Ingrid allemaal ziet. In ieder geval geen facturen van de aanschaf van de laptops. Een loden bal neemt bezit van zijn maag. Vorig jaar leek het zo simpel, logisch zelfs. Johan was bezig met de controle, en opeens stond het mij glashelder voor de geest hoe ik kon zorgen dat Jessica voor altijd bij mij kon zijn. Ik moest mij bedwingen om niet keihard Yes te roepen en mijn vuist in de lucht te slaan.
  ‘Ga je mee lunchen?’ Sabine haalt mij terug uit mijn herinneringen.  
  ‘Is het alweer zo laat?’ Ik heb geen trek maar sta op om met haar mee te gaan. We passeren de dichte deur van mijn kantoor. Ik kijk door het smalle reepje glas en zie Ingrid de Gier geconcentreerd naar het beeldscherm kijken. In haar hand heeft ze een pen die ze boven een notitieblok laat zweven.
  ‘Doe geen moeite. Ik heb al gevraagd of ze een lunch wilde. Maar ze zei dat ze iets bij zich heeft en doorwerkt omdat ze het vandaag af wil ronden.’ Sabines hakken klinken als mokerslagen op de tegels van de gang.  
 ‘Vandaag afronden?’ Ik draai mij met een ruk om naar Sabine. Ik heb het gevoel of ik in brand sta en met mijn hand veeg ik over mijn voorhoofd. ‘Wat is ze in hemelsnaam allemaal aan het doen?’
  ‘Weet ik veel, ik ben geen accountant.’ Sabine duwt de klapdeur naar de personeelskantine open. Haar wenkbrauwen trekken samen. ‘Gaat het wel? Je ziet eruit of je koorts hebt.’ 
 Na de lunch loop ik met Sabine mee terug. We lopen langs mijn kantoor waar Ingrid de Gier bezig is met de jaarlijkse accountantscontrole. Door het smalle raampje naast de deur zie ik haar geconcentreerd naar het beeldscherm kijken. Ze krabbelt iets neer op het notitieblok dat ze naast het toetsenbord heeft liggen. Wat doet ze toch allemaal? In voorgaande jaren was Johan rond deze tijd zo’n beetje klaar met de controle. Iets waar ik dit jaar ook op rekende. Ik ga zitten achter het bureau van Jessica die zich ziek gemeld heeft. De geur van rozen en kruiden gemengd met de frisheid van een nieuwe lenteochtend, prikkelt mijn zinnen. Jessica. 

Mijn gedachten gaan een jaar terug. ‘Ik moet je spreken.’ Ik ga achter Jessica staan en buig mij naar haar toe zodat niemand mij kan horen. Haar rug wordt een plank en ze buigt iets van mij af. ‘Toe nou, ik heb een oplossing voor ons.’ Ze kijkt om en ik schrik nu ik de kringen onder haar ogen van zo dichtbij zie. 
  ‘Wat dan?’ 
  ‘Niet hier. Laat mij je vanavond thuisbrengen.’
  ‘Nee.’ 
  ‘Toe nou,’ Ik leg mijn hand op haar schouder. Ze trekt zich los en haar mouw stroopt op. Een blauwe plek wordt zichtbaar. Mijn hart knijpt samen. Snel trekt ze haar mouw naar beneden en draait zich weer naar het werk op haar bureau. ‘Haal me om half zes maar op bij de bushalte.’ 

‘Dat meen je niet.’ We staan op het parkeerterrein om de hoek van haar straat en ze spert haar ogen open. Ik meen er een sprankje hoop in te zien.  
  ‘Jawel, het kost alleen bijna een jaar. Tot aan de volgende accountantscontrole. Red je het zo lang?’ Mijn hand streelt haar wang.
  ‘Er valt weinig te kiezen.’ Ze trekt haar gezicht in iets dat op een glimlach lijkt.  
  ‘Oh liefste.’ Mijn keel wordt dik en met mijn andere hand strijk ik haar haar naar achteren. Voorzichtig druk ik een kus op haar mond. Haar parfum bedwelmt mij en met mijn tong duw ik haar lippen uiteen. Ze slaat haar armen om mijn nek en mijn handen dwalen af over haar lichaam. Ik kreun bij het voelen van de zachtheid van haar borsten en de welving van haar heup. Het is of ik ieder moment uit mijn broek kan knappen. 
  Ze trekt haar hoofd terug en duwt mij weg. ‘Richard.’ 
  Ik hijg en het duurt even voor het tot mij doordringt waar we zijn. ‘Niet hier, niet nu.’ Ze trekt haar kleren recht. ‘Volgend jaar.’ 

Volgend jaar. De belofte in haar woorden droeg ik het hele jaar met mij mee. Iedere ochtend dat ik haar zag, streepte ik een dag af. Tot vandaag. Ik denk aan alles wat ik geregeld heb. Paspoorten, bankrekening, auto en telefoons. Tot dit moment is alles volgens mijn plan uitgevoerd. Ik vergelijk de tijd op mijn horloge met die onder in het beeld van de computer. Bijna half drie en nog steeds geen witte rook van Ingrid de Gier. In mijn planning was ik ervan uitgegaan dat ik uiterlijk twee uur van kantoor weg kon. Drie uur is mijn limiet. Paniek neemt bezit van mijn lijf. Ik sta op en loop naar mijn kantoor. Door het reepje glas zie ik Ingrid de Gier met de muis klikken, haar blik strak op het scherm. Ze tilt haar hoofd op alsof ze voelt dat ik voor het raam sta en met haar wijsvinger wenkt ze mij naar binnen.
  ‘U komt als geroepen. De facturen van de laptops zitten niet in het archief.’
  ‘Niet? Dan is het denk ik fout gegaan bij de administratie. We hadden van de zomer wat personeelsproblemen daar.’ Mijn zojuist bedachte smoes rolt moeiteloos uit mijn mond. 
  ‘Er is vast nog wel een papieren archief. Breng mij dat dan maar.’ 
  ‘Het papieren archief? Maar dat ligt opgeslagen in het magazijn, dat kan ik niet zomaar pakken.’ Ik slik. 
  ‘Vraag het aan iemand die dat wel kan.’ Ze draait zich terug naar de computer ‘Er is nog een probleem waar ik u over wil spreken.’ ‘Nog een probleem?’ Mijn hartslag gaat een versnelling hoger. ‘Kom eens hier. Volgens mij zit er een onrechtmatigheid in de lange termijn investeringen. Ziet u dit?’ Ze wijst op het scherm voor haar. ‘Die bedragen zijn wel erg hoog.’ 
  Mijn mond wordt droog. ‘Dat was nodig in verband met onze informatieveiligheid. Wij hebben zeer vertrouwelijke gegevens en met de huidige cybercriminaliteit was deze impuls voor de komende jarenig nodig.’ 
  Ze draait mijn kant op. Haar wenkbrauwen zitten als twee halve maantjes hoog op haar voorhoofd. ‘Ik wil deze investeringen vergelijken met die van de afgelopen vijf jaar.’
  ‘De afgelopen vijf jaar?’ Ik grijp mij vast aan de rand van het bureau. ‘Ja. Waar kan ik die vinden?’ 
  ‘Daarvoor bent u niet gemachtigd.’
  ‘Ik mag alles inzien wat ik nodig vind.'
  ‘Ja. Nee. Ik bedoel ...’ Met het puntje van mijn tong bestrijk ik mijn droge lippen. ‘Ik dacht niet dat dat nodig zou zijn, dus ik heb u niet voor die mappen laten machtigen.’ 
   ‘Dan verandert u mijn machtiging maar.’
   ‘Dat duurt wel even, daarvoor moet ik langs ICT.’
   ‘Dan doet u dat toch. Nu kan ik in ieder geval geen goedkeurende accountantsverklaring afgeven.’ 
   Ik kan haar alleen maar aankijken.  
   ‘Desnoods kom ik morgen terug.’ De uitdrukking op haar gezicht doet mij denken aan een kat die naar een vogeltje loert. 
   In de gang leun ik met mijn voorhoofd tegen de deur. Hoe moet ik mij hier in hemelsnaam uit redden? Nee, hoe kan ik mij hier op tíjd uit redden, dat is de vraag. Ik durf niet op mijn horloge te kijken en slik om mijn misselijkheid terug te duwen.
   ‘Is ze nou nog niet klaar.’ De stem van onze directeur laat mij opveren en verschrikt draai ik mij om naar mijn baas. ‘Kerel, je ziet er niet uit.‘ Hij kijkt door het raam mijn kantoor binnen. ‘Die is nog wel even bezig. Ze is natuurlijk een groentje, heel wat anders dan die ouwe rot van een Johan.’ Hij richt zich tot mij. ‘Ga jij anders maar naar huis, duik een uurtje onder de wol.’ 
  Ik staar mijn baas alleen maar aan. ‘Doe nou maar, man. Dan kan je fit aan je vakantie beginnen. Een weekje skiën, dat zal je goed doen. Ik handel het straks wel met haar af.’ Met zijn hoofd wijst hij richting het glas. Ik kijk naar binnen. Ze klapt een mobieltje open en tilt haar hoofd op. Haar mond wordt een streep en haar ogen twee spleetjes. Haar blik boort zich bij mij naar binnen en ik weet dat ze mij doorheeft. 
  Ik wend mij tot mijn baas. ‘Graag.’ 
  ‘Godverdomme.’ Ik rijd de file in en sla met mijn hand op het stuur. Vier uur. Als een van ons er dan niet zou zijn, was er iets fout gegaan en zou de ander vertrekken. Ik kijk op mijn horloge. Negentien over drie, ik kan het nog halen. Ik adem diep in en tel tot tien. De spanning van de afgelopen dag ebt weg. Ik lach naar mij zelf in het binnenspiegeltje en vrolijk knipoog ik terug. De file lost op op en ik druk het gaspedaal in. De nieuwe Audi Quattro rijdt als een zonnetje. Ik ren het parkje in. Het is net vier uur geweest en op een man die zijn hond uitlaat na, is er niemand te zien. Mijn schouders zakken en ik zoekt steun bij een boom om niet om te vallen. Voetstappen naderen en ik kijk om. Jessica. Ik bedwing de neiging mijn armen te openen en haar vast te pakken. 
  ‘Is dat alles?’ Ik neem de kartonnen tas met het logo van Boutique Temptress van haar over. 
  ‘Ik heb alleen de kleding en make-up meegenomen die ik vanochtend heb gekocht. Een nieuwe identiteit.’ Een klein glimlachje fleurt haar bleke gezicht op. 
  ‘Kom.’ Ik sla mijn arm om haar schouders. Iets zwaars in de tas tikt tegen mijn been en even vraag ik mij af wat ze precies heeft gekocht.   
  In de auto klemt ze de kraag van haar jas om haar hals en sluit haar ogen. Ik zet de radio zachtjes aan en kijk naar de zwarte waaiertjes die haar wangen bijna wit kleuren. Mijn hart smelt. Nog even. Ik zet de richtingaanwijzer aan. 
  ‘Zijn we er al?’  
  ‘Lekker geslapen?’ Ik glimlach even opzij en richt mijn aandacht weer op de weg. ‘Ik dacht te stoppen bij dat benzinestation. Even wat drinken en eten en misschien wil je ook wel naar de wc.’ 
  ‘Nee.’ Haar stem klinkt hard. ‘Een benzinestation heeft camera’s.’ 
  Ik haal mijn schouders op. ‘Deze auto is echt niet tot ons te herleiden.’ 
  ‘Nee, alsjeblieft.’ Haar stem sterft weg. Ik negeer het gerammel van mijn maag en rijd het benzinestation voorbij. Het is bijna middernacht en ik parkeer de auto op een dorpsplein voor een wit gebouw met daarop Auberge du Moulin’. Jessica geeuwt en rekt zich uit. ‘We zijn er.’ Ik stap uit, loop om de auto heen en doe het portier voor haar open. Het is fris en ze trekt de kraag van haar jas dicht tegen haar hals. Ik pak onze spullen uit de kofferbak en we lopen de Auberge in. 
  ‘Bonjour madame et monsieur Monné. Heeft u een goede reis gehad?’ De receptionist draait zich om naar het sleutelbord en pakt er eentje af. Hij kijkt naar Jessica, geeft mij een knipoog en legt de sleutel neer. ‘De bruidssuite en zoals gevraagd staat er een fles Dom Perignon klaar.’ Hij pakt een formulier en legt het met een pen voor mij neer. ‘Als u dit nog even in wilt vullen.’  
  Ik sluit de deur van onze suite. Jessica staat in het midden van de kamer. 
  ‘Leuk.’ Ze schopt haar pumps uit. Ik heb geen oog voor onze omgeving, ik zie alleen maar haar. In een paar passen ben ik bij haar en sla mijn armen om haar heen. Mijn mond vindt de hare. Ze duwt mij weg. ‘Nog niet, ik wil eerst douchen.’ 
  ‘Jessica, alsjeblieft. We wachten al zo lang.’ 
  ‘Ik wil dat het perfect is.’ Ze pakt de kartonnen tas en zet hem op bed. Ze haalt er een toilettasje en een handvol kant uit. Ik stel mij voor hoe het haar zou staan en geilheid neemt bezit van mijn lijf. Ze legt haar spullen in de badkamer en gaat met haar rug naar mij toestaan. Ze doet haar jas uit, gooit hem in een hoek en tilt haar haar op. ‘Wil jij mijn rits openmaken?’ 
  ‘Natuurlijk.’ Mijn handen glijden langs haar nauwsluitende jurk omhoog en twijfelen even op haar schouders. Dan trek ik de rits naar beneden en mijn handen glippen bij haar middel naar binnen. Ze stapt naar voren. 
  ‘Straks.’ De jurk glijdt van haar schouders en ze loopt naar de badkamer. Haar wiegende billen zijn als twee paarlen heuvels tussen het driehoekje van haar string en haar kousen. Mijn handen ballen samen, nog even. Het geruis van de douche brengt mij weer in beweging. Ik pak haar jurk van de grond en loopt ermee naar de kast. Ik wil hem op een knaapje hangen maar de stof plooit niet mee. Mijn wenkbrauwen gaan omhoog bij het zien van een grote vlek op de zwarte stof. Ik probeer het weg te vegen. Het voelt kleverig en de geur van ijzer vult mijn neus. Op mijn vingers zit bloed. Ik slik, laat de jurk vallen en pak de plastic tas die zij op bed heeft gelegd. Ik steek mijn hand erin en haal er een koksmes uit met daaraan hetzelfde bloed als op mijn vingers. Wat is er gebeurd? Ze heeft toch niet? Nee, nee, nee. Oh mijn god. Ik sluit mijn ogen. Mijn opwinding is weg en het is alsof een ijzige hand mijn hart samenknijpt.
   ‘Richard.’ 
   Onverwachts staat ze achter mij en een huivering gaat door mij heen. Ik draai mij om. Haar blik gaat naar mijn handen. 
   ‘Hij kwam onverwachts thuis.’ Haar schouders gaan even omhoog. ‘Ik had geen keus. Dat begrijp je toch wel?’ 
   Mijn mond gaat open en dicht, maar er komt geen geluid uit. 
  ‘Richard?’ 
  Met moeite schud ik mijn hoofd en het bitter van gal vult mijn mond. ‘
  Alsjeblieft?’ Ze loopt naar mij toe en ik stap naar achteren. Mijn benen raken de rand van het bed en ik beland met mijn billen op de sprei. Ze steekt haar hand uit naar het mes. ‘Je begrijpt het toch wel?’ Een glimlach plooit zich om haar lippen.

Marceline de Waard

Marceline de Waard (1964) wil als kind schrijver worden. Deze kinderdroom ebt weg totdat zij eind 2016 de Schrijversacademie ontdekt. De passie voor het schrijven wakkert weer aan. Sinds 2017 schrijf ik korte verhalen die ik publiceer op Facebook en diverse schrijfsites. Momenteel schrijft ze haar eerste roman met als werktitel ‘De thuisreis’. 


 Gepubliceerde korte verhalen zijn: 
 - ‘Een nieuw leven’ in de bundel ‘Geen droom te ver’ van Adoremi (2018)
 - ‘Het ballet van de elfen’ in de bundel ‘Droomverhalen’ van aquaZZ (2017) 
 - ‘Schandalig’, een Quiller op de website van vrouwenthrillers.nl (2017)  
 - ‘En niemand die haar mist’ in de bundel ‘Enge Verhalen’ van Heel Nederland Schrijft (2017)



Bezoekersreacties:
B. Bijker (62) op 24 juli 2018:
Wat een fijn geschreven en spannend verhaal. Marceline heeft oog voor detail zonder zich te verliezen daarin en houdt de spanning hoog. ook mooi hoe het verhaal zich als een film ontrolt, beeldend en met personen van vlees en bloed. Invoelbaar en tegelijk huiveringwekkend. Met name het duistere randje aan het einde. Ik hou hiervan!

Website Security Test