Kip Curry
Door: Desirée Driesenaar op 6 juni 2010

Het begon allemaal met de kippen. Als ik die kippen niet in kakelende paniek midden in de nacht had zien rondfladderen op de A2 bij Born, was de rest van mijn leven rustig verlopen. Dan zou ik kabbelend oud worden, drie kinderen en minstens zes kleinkinderen krijgen en zou ik een bevredigende carrière in arbeidsrecht opbouwen. Maar in plaats van dit idyllische droombeeld, dat verschijnt als ik mijn ogen sluit, zit er een dode man op mijn bank. Juristen kunnen zich geen dode mannen permitteren. Ik knipper met mijn ogen, maar hij zit er nog steeds. Zijn hoofd is achterovergevallen op de leuning, zijn rechterhand grijpt naar de boord van zijn shirt. Zijn mond staat open en een stukje kip glijdt als een schansspringer over zijn smetteloze witte overhemd, op weg naar de lichtgrijze vloerbedekking. De vlekken zullen er niet meer uitgaan, ben ik bang.

Harry en ik leerden elkaar kennen op de snelweg, in de file. Het was een donderdag in februari en het was veel te laat geworden tijdens een afscheidsfeestje. De weg leek goed berijdbaar, beter dan in de voorgaande weken toen sneeuw en een tekort aan strooizout de automobilisten hinderden tijdens de koudste winter in jaren. De rit van Maastricht, waar ons juristenkantoor zich bevond, en mijn woonplaats Maasbracht nam normaal gesproken een half uurtje in beslag, maar nu zag ik even voor de afslag Born de remlichten van de auto’s voor mij oplichten.
Als ik ergens een hekel aan heb, dan was het wel om midden in de nacht in een file te stranden. Ik stapte uit en strekte mijn nek om te zien wat er aan de hand was, maar kon weinig onderscheiden. Dit gedeelte van de A2 was niet verlicht, het enige licht kwam van de koplampen van stilstaande auto’s en een enkele tegenligger die op dit uur onderweg was. Langzaam liep ik een paar auto’s naar voren. Ik hoorde gekakel. Gekakel? Ik liep wat sneller en kwam de eerste kip tegen. Hevig fladderend kakelde het beest me tegemoet. Dan nog een en nog een tot ik op de plaats van het ongeval aankwam. Een geschaarde vrachtwagen stond dwars over de weg, de aanhanger op zijn kant. Zwaar gestreste kippen ontsnapten uit het verwrongen stalen gevaarte en bevolkten het asfalt. Het gekakel was niet te harden. Ik drukte mijn handen stevig op mijn oren en liep naar de cabine. Een man had de deur opengetrokken en praatte met rustige stem tegen de chauffeur. Ik moest mijn hoofd ver in mijn nek leggen, want de cabine met de twee mannen torende hoog boven me uit.
“Kan ik iets doen?” schreeuwde ik met moeite boven het getok uit.
“Kom naar boven”, riep de helper me toe.
Ik klom langs hem heen en zag de chauffeur, die hevig uit een hoofdwond bloedde. De helper probeerde het bloeden met een hand te stelpen, maar het donkerrode vocht sijpelde tussen zijn vingers door.
Hij trok zijn jas uit en drukte hem mij in handen.
“Hou eens vast.”
Vervolgens trok hij zijn overhemd uit, scheurde het in repen en verbond daar, zo goed en zo kwaad als het ging, de chauffeur mee. Het shirt kleurde rood, maar het leek te helpen.
Onhandig stond ik met het gewatteerde jack van de man in handen. Mijn hand voelde iets hards, maar ik probeerde er niet op te letten. Ik hield de jas stevig vast en keek naar de redder die als een ware held deed wat gedaan moest worden. In de verte hoorde ik sirenes. Het indringende, golvende geluid kwam steeds dichterbij, totdat het de kippenherrie overstemde.
Plots keek de vrachtwagenchauffeur me strak aan. Maar hij sprak niet. Zijn ogen vertroebelden weer, alsof hij zijn blik naar binnen keerde in plaats van naar zijn omgeving, en hij verloor het bewustzijn.
Het daadkrachtige ambulancepersoneel nam het reddingswerk van ons over en doelloos dropen we af. Midden tussen de kippen, die inmiddels iets rustiger waren geworden, maar die nog steeds massaal heen en weer dribbelden, gaf ik de helper zijn jas terug. Hij probeerde hem snel aan te trekken; hij moest het koud hebben in alleen zijn dunne t-shirt.
En toen hoorde ik de harde tok van metaal op asfalt.
Een pistool was uit zijn jaszak op de grond gevallen. Ik had geen idee van wapens, dus ik kon niet vertellen wat voor kaliber het was of welk merk, maar het was groot en glimmend en ik wist uit TV-series dat er kogels mee konden worden afgevuurd. Naïeve meid!
“Shit!” vloekte hij en mompelde iets over een schietclub.
Hij knielde naast het wapen en stopte het snel terug waar het vandaan kwam. Ik deed alsof ik niets had gemerkt.
Ik stak hem mijn hand toe: “Ik ben Jeanine.”
“Harry.”
Zijn donkerbruine ogen grepen de mijne vast en lieten niet meer los. We wisselden telefoonnummers uit en vanaf dat moment wist ik dat mijn lot verbonden was met het zijne. De held van de kippenchaos. Harry. Jeanine en Harry.
Zodra de politie arriveerde, werden onze auto’s over de vluchtstrook geleid en was ik alsnog snel in Maasbracht. Ik zag op de wekker dat het 5.30 uur was toen ik in bed stapte. Gelukkig had ik de volgende dag geen rechtszaak.

In de weken na het ongeval op de A2 zag ik Harry vaker. We lachten, we praatten, we liepen hand in hand door Maastricht tijdens onze lunchpauze en we keken elkaar diep in de ogen tijdens een diner in een chique restaurant met uitzicht over de Maas. Ik was hoteldebotel en hij wist het.
Begin maart leende hij voor de eerste keer geld van me. Niet veel, een paar honderd euro maar, en hij betaalde me een week later al terug.
Een weekje later zeurde ik net zo lang totdat hij me meenam naar zijn vastgoedkantoor in Maastricht. Het statige herenhuis aan de rand van de stad maakte indruk. Ik keek naar het bord Karrelse & Zonen met daaronder de woorden Real Estate. De receptioniste glimlachte naar Harry en zei plagend “Ha Rein” voordat we doorliepen naar zijn kamer. Ik zag geen naamplaatje op zijn deur, maar op de kamer ernaast stond M. Karrelse, Managing Director. Het kantoor was sfeervol en luxe ingericht. Prachtige hoge ramen keken uit op een binnentuin met een fontein. Ik ging op de zwart leren stoel achter zijn bureau zitten en draaide rond. Harry leunde tegen de vergadertafel in het midden van de kamer. “Dus hier gebeurt het”, merkte ik op.
“Gebeurt wat?” vroeg hij plagend.
“De onderhandelingen, de miljoenendeals, het uitknijpen van cliënten.”
Harry’s gezicht betrok.
“Ik knijp niemand uit”, zei hij met een verbeten trek om zijn mond.
“Natuurlijk niet, ik maak maar een grapje.”
“Niet leuk”, mokte hij. “Kom, we gaan weer.”
En ik vroeg me heel even af of dit wel zijn kantoor was of dat hij de schijn ophield voor mij.
Eventjes maar, toen was de gedachteflits de grond ingeboord.

In de lente brachten we steeds meer tijd door in mijn huisje in Maasbracht. Hij zei dat het hem ontspande om weg te zijn uit de stad. Zijn appartement lag middenin Maastricht, dus mijn huisje was geschikter. We tuinierden wat, dronken wijn op het terras en ik probeerde mijn kookkunsten op hem uit. We ontdekten dat we de Indiase keuken het meest waardeerden, dus ik leefde me uit in pappadums, mangochutney, naanbrood en raita’s. Hij had zelf geen plezier in koken, dus hij liet het graag aan mij over en ik had daar geen bezwaar tegen.
Mijn beste vriendin Miranda kwam regelmatig bij ons eten. Meestal kwam ze alleen en bleef ze niet lang hangen na de koffie, omdat ze vond ‘dat een driepoot alleen nuttig was in de functie van statief’. Harry mocht haar graag en ik geloof dat dat gevoel wederzijds was.
In mei bracht Miranda een vriend mee: Gerard. Ik had hem nog nooit ontmoet, maar dat bleek niet te gelden voor Harry.
“He, Rein, jij hier?” begroette Gerard hem.
“Sjraar”, zei Harry stuurs, de Limburgse variant van Gerard gebruikend. De verbeten trek om zijn mond beloofde niet veel goeds.
Miranda en ik keken elkaar aan. In een stripverhaal zouden er nu allerlei vraagtekens boven onze hoofden zweven.
“Kennen jullie elkaar?” vroeg Miranda.
“Vaag”, antwoordde Harry. “Ja”, zei Gerard op hetzelfde moment.
Harry vertelde dat ze elkaar wel eens tegenkwamen in de sportschool. Maar aan de blik van Gerard was te zien dat ze elkaar wellicht beter kenden dan dat. Hij hield echter zijn mond en liet Harry zijn versie vertellen.
De avond verliep redelijk ontspannen, maar van het gewone geplaag tussen Harry en Miranda was geen sprake. Harry was zwijgzaam en afwezig.
Tijdens de koffie werd hij ongewild bij het gesprek betrokken.
“Onlangs nog liquidaties verijdeld?” wilde Gerard weten.
Harry’s ogen werden zwarte kooltjes en zijn mond spuugde de woorden in de richting van onze gast. “Wat moet je van me?”
“Nou zeg”, mopperde Miranda. “Een beetje aardiger mag wel.”
“Hij zit me al de heel avond te treiteren. Ik heb er genoeg van!” Harry beende de kamer uit en ik hoorde de voordeur met een klap dichtslaan.
“Wat heeft die opeens?” vroeg Miranda. “Vertel, Sjraar, wat heb je misdaan?”
“Ik kijk wel link uit”, antwoordde Gerard. “Sommige mensen moet je niet dwarszitten.”
“Wat bedoel je daarmee?” vroeg ik.
“Niks. Rein is een aardige vent, of Harry zoals jullie hem noemen en wat trouwens zijn tweede voornaam is. Maar zijn vrienden zijn de mijne niet. Laten we het maar over wat anders hebben.”
We veranderden van onderwerp en praatten nog tot een uur of elf over de nieuwe baan van Miranda, de drukte in onze juristenpraktijk en het nieuwe huis van Gerard.
Nadat ze weg waren, begon ik serieus na te denken over wat ik nu eigenlijk over Harry wist. Kende ik zijn familie, zijn vrienden? Ik wist verdomde weinig, was mijn snelle conclusie, die ik nog veel sneller weer wegdrukte.

Hoe kan een mens zichzelf zo voor de gek houden? Ik was stapelgek op Harry en hij was duidelijk ook dol op mij, maar bij een serieuze relatie komt meer kijken. Dubieuze gedachten stapelden zichzelf als Lego-steentjes op in mijn hoofd en vormden iets wat leek op een fort. Mijn houding naar Harry werd ongewild een beetje afstandelijker en ik viel steeds vaker vinnig naar hem uit. Ik wist dat ik mijn vermoedens bespreekbaar moest maken, maar wat waren mijn vermoedens? Hij had een pistool, hij leende geld, hij kende iemand die zijn vrienden niet mocht en hij werkte in een kantoor zonder naamplaatje. Het eerste wat Harry zou vragen, was: “Vertrouw je me?” en daar zou ik dan “nee” op moeten antwoorden. Ik durfde niet. Ik was veel te bang dat het onze relatie onherstelbaar zou beschadigen en dat was het me niet waard. Maar het vrat aan onze liefde, met kleine muizenhapjes werd mijn liefde voor Harry opgeknabbeld en werden de muren van het fort dikker.

Op een zaterdag in het begin van juni besloot Harry de rollen eens om te draaien en voor mij te koken. Ik zat heerlijk met een glas rosé in mijn hand TV te kijken, terwijl Harry zich uitsloofde in de keuken. Ik mocht me er niet mee bemoeien en dat was ik ook niet van plan. Een keertje bediend worden, was een luxe die goed aanvoelde. Af en toe riep ik plagende zinnen naar de keuken om het hem wat moeilijker te maken.
“In jouw recept moet kokos, zonder is het lang niet zo lekker!”
“Hebben we dat dan?” riep Harry terug.
“Tweede kastje links.”
“Oké, gevonden.”
“En gemalen pinda’s? Heb je die al?”
“Ik heb wel ongezouten pinda’s gevonden, maar ze zijn niet gemalen.”
“Een vijzel brengt uitkomst”, zei ik terwijl ik een slok rosé in mijn mond heen en weer bewoog. “Kastje naast de koelkast.”
“Oké”, riep Harry dapper en ik probeerde me de chaos in de keuken voor te stellen. Een nieuwe slok rosé verdreef de beelden. Opruimen was van later zorg.
Een half uurtje later begon ik met tafel dekken. Ik haalde mijn kleed voor speciale gelegenheden te voorschijn, wit met borduursel, en hield rekening met het risico van curryvlekken door er een paar vrolijke, rode placemats op te leggen. Dikke kaars in het midden, wijnglas voor mij, bierglas voor Harry. Ik pakte net de borden uit de kast toen Harry de kamer in kwam.
“Niet nodig, ik heb al een mooie schikking op twee borden gemaakt”, zei hij. “Een pan op tafel verpest de sfeer.”
Ik plaatste de borden weer terug in de kast, pakte het bestek en liep achter Harry aan naar de keuken.
“Is het bijna klaar?” vroeg ik.
“Bijna. Laat me maar, het is een troep.”
De keukendeur sloot zich voor mijn neus.

Een kwartier later kwam het verlossende woord: het eten was klaar. Het werd tijd, ik rammelde en ik wilde geen tweede glas wijn nemen voor het eten op tafel zou staan.
Ik opende de keukendeur, waar Harry met twee borden curry stond te goochelen, terwijl hij een paar bijgerechten in schaaltjes recht probeerde te houden.
“Ik heb in de horeca gewerkt, dus het moet kunnen.”
“Doe niet zo gek”, wierp ik tegen. “Ik kan toch best even helpen.”
Ik nam de borden uit zijn handen en liep naar de kamer. “Rechts is voor mij, links is voor jou!” riep hij me na.
De rilling die op zijn woorden volgde, begon bij mijn stuitje en eindigde in mijn nek.
“Rechts is voor jou, links is voor mij”, mompelde ik hem na, terwijl ik probeerde te bedenken wat dat kon betekenen. Het fort van Lego-steentjes stortte met donderend geraas in elkaar en mijn enige gedachte was: nu weet ik waarom hij per se wilde koken.
Voordat Harry de kamer binnenkwam, zette ik het rechterbord naast mijn wijnglas neer en plaatste ik het bord in mijn linkerhand bij zijn bierglas. Ik schonk net zijn glas vol toen hij binnenkwam met een brede lach op zijn gezicht. Teruglachen kon ik niet, ik wendde mijn hoofd af en friemelde net zo lang met het doosje lucifers tot ik de kaars had aangestoken.

En nu ligt hij op mijn bank. Dood.
Bij de derde hap curry greep hij naar zijn boord, maakte deze losser alsof hij meer lucht nodig had en stond wankelend op van zijn stoel. Ik verroerde me niet, ik keek alleen maar. Hij struikelde naar de bank, ging zitten en stierf. Zomaar.
Mijn hart en mijn hoofd lijken mijlen van elkaar verwijderd. Ik houd van Harry, maar hij wil mij vermoorden. Is het slecht om de rollen dan om te draaien? Ik voel me schuldig, maar probeer dat gevoel van me af te schudden. Verdrietig, boos, verward, oké, maar schuldgevoel sta ik niet toe.
Zijn aktetas staat in een hoek van de kamer. Mijn lijf wordt erheen getrokken, mijn voeten snellen erheen, mijn vingers openen de leren klep, mijn ogen doorzoeken de vakken die gevuld zijn met losse papieren. Al snel heb ik twee soorten visitekaartjes gevonden.

Hansen Beveiliging BV   Telefoon
Reindert H. Karrelse   Fax
Bedrijfsbeveiliger   E-mail


Het tweede kaartje is van het bedrijf dat we hebben bezocht, maar er staat niet op wat ik verwachtte.

M. Karrelse & Zonen BV   Telefoon
H. Karrelse   Fax
Bedrijfsbeveiliger   E-mail


Hij bekleedde niet de functie van ‘& Zonen’, hij was bedrijfsbeveiliger. Een aantal puzzelstukjes vallen op hun plaats. Zou hij zich hebben geschaamd? Had hij de conclusies die ik voor het gemak had getrokken, niet willen tegenspreken? Kwam hij daardoor geld tekort? Leefde hij op te grote voet?
In een zijvak kom ik een ander document tegen dat een vraag beantwoordt. De vergunning voor zijn vuurwapen. Het wapen zelf is in geen velden of wegen te bekennen.

Peinzend bel ik 112. De belangrijkste vraag staat nog open. Waarom wilde hij mij vermoorden? Ik graaf in mijn grijze massa, maar vind geen antwoorden. Het verdriet en de verwarring zitten er nog opgesloten, maar de boosheid begint te tanen.
Zodra de politie arriveert, ga ik mee naar het bureau voor een uitgebreid verhoor. Ze besluiten al snel om mij niet vast te houden, dus ik bel Miranda en ga bij haar slapen. Ik slaap 48 uur droomloos aan een stuk. En daarna duurt het nog bijna een week voordat ik aan mijn eigen huis durf terug te denken.
“Wil je dat ik met je meega?” vraagt Miranda.
“Nee, ik moet deze demonen alleen verslaan”, antwoord ik.
Een uurtje later sta ik verdwaasd te kijken naar de netjes opgeruimde woonkamer van het huis waar ik altijd met zoveel plezier heb gewoond. De politie heeft hard haar best gedaan om alles op te ruimen. De curryvlek op de lichtgrijze vloerbedekking is de enige stille getuige van de gebeurtenissen.

Ik zak neer op de grond en denk aan verhuizen. Misschien kan ik opnieuw beginnen en kan het droombeeld van de drie kinderen en minstens zes kleinkinderen nog werkelijkheid worden. En als de politie haar verdenking tegen mij opheft, hoeft niets die carrière in arbeidsrecht in de weg te staan. Alleen had ik die kinderen zo graag met Harry gekregen. Ik voel hoe mijn wangen vochtig worden en ik proef zout op mijn bovenlip. Harry. Ik besef nu pas dat hij echt dood is en dat we nooit meer hand in hand door Maastricht zullen slenteren.
Eikel, waarom wilde je me vermoorden?!
Mijn tas rinkelt. Ik grabbel op goed geluk, haal mijn mobiele telefoon tevoorschijn en druk op de groene knop.
“Jeanine.”
“Goedendag, met Hennie Tam van de politie. Schikt het dat ik u bel?”
Ik schud mijn hoofd om de verdwazing een beetje kwijt te raken en antwoord: “Ja hoor.”
“Wij willen u graag op de hoogte brengen van de laatste ontwikkelingen rond de dood van uw vriend, de heer Karrelse.”
Laatste ontwikkelingen? Wat kan er zich nog ontwikkelen?
“Ja…”
“Het forensisch team heeft geconstateerd dat de heer Karrelse gestorven is aan een allergische reactie. Hij blijkt allergisch te zijn voor pinda’s en kokos. Niet zodanig dat één van beide producten direct tot de dood zou leiden, maar waarschijnlijk is de combinatie van beide producten in het eten hem fataal geworden…”
Ik laat de telefoon uit mijn handen vallen.
Vanuit de verte hoor ik Hennie nog zeggen: “Als u naar het bureau komt dan handelen we de laatste formaliteiten af en schrijven we de dood van de heer Karrelse definitief als een ongeluk in de boeken.”

De dierlijke schreeuw lijkt van buiten mezelf te komen. Als een mantra blijf ik de woorden herhalen: “Ik heb Harry vermoord! Ik heb Harry vermoord! Ik heb Harry…” Snikkend stort ik me op de vaalgele curryvlek die het lichtgrijze tapijt ontsiert.

Desirée Driesenaar

Désirée Driesenaar (45) is marketing manager bij een internationaal technologiebedrijf. Haar eerste verhaal Het perfecte schilderij werd in 1991 in Cosmopolitan gepubliceerd en ze is in 2008 met het verhaal Geleend licht tweede geworden bij de literatuur stimuleringsprijs Eindhoven.



Bezoekersreacties:
Louise (66) op 10 april 2011:
Ik heb er van genoten. Hoop dat er nog veel meer geboren worden! Chapeau.

Karin Vestjens (49) op 26 september 2010:
Hoi Desiree, Verrassend en leuk! Heb je nog meer van deze verborgen talenten?

Corry Broers (46) op 2 juli 2010:
Ik sluit me helemaal bij de reaktie van José aan. Ook ik ben een groot fan en kan niet wachten op MEER... Chapeau, chapeau!!

josé Poels -Dries (60) op 16 juni 2010:
Wat een super thriller, ongelooflijk spannend en een zeer verrassend einde. Werkelijk, ik heb hem in één adem uitgelezen. De schrijfster is nog lang niet van mij af want ik ga haar achtervolgen, nee dwingen... of misschien heel lief vragen om nog vele thrillers van haar te mogen lezen. Dank je wel!

Danielle Borchert (47) op 6 juni 2010:
Wat een prachtig, spannend verhaal! Zag alles voor me. Mijn complimenten!

ludieke (53) op 4 juni 2010:
Indrukwekkend verhaal, zou zomaar in het echt kunnen gebeuren, dat maakt het creepy

Website Security Test