Witte kerst
Door: Jennefer Mellink op 20 december 2010

De felle, gekleurde lampjes in de kerstboom verblinden me een aantal seconden. Nepsneeuw is uitgestrooid over de witte plavuizenvloer. Afdrukken van zijn schoenzolen zijn duidelijk zichtbaar. De kerstverlichting verspreidt zich als een kwaadaardige aura door zijn woonkamer.
‘Lekker ding dat je bent,’ zegt hij fluisterend terwijl zijn tong mijn hals verkent. Het voelt als een naaktslak die een spoor achterlaat op mijn huid.
Ik kijk uit op een opgezette ree met een opmerkelijke kerstmuts op zijn kop. Verlichting is slordig om zijn gewei gedraaid. Het aanblik doet me mijn ogen sluiten.
‘Je vindt het lekker hé, je kunt niet zonder,’ mompelt hij, overtuigd van zijn eigen kunnen. Zijn hand verdwijnt schaamteloos onder mijn strakke truitje. Zijn koude hand doet me een ogenblik bevriezen.

‘Nee, Mark,’ zeg ik terwijl ik een stap achteruit zet. Verdwaasd kijkt hij me aan, zijn handen vluchtig nonchalant in zijn zakken gestoken.
‘Het is al zes maanden uit tussen ons. Ik kom niet voor seks, niet meer. Ik kom hier om met je te praten over die cocaïne,’ zeg ik vervolgens, terwijl ik terugdenk aan die zenuwslopende dagen, inmiddels twee weken geleden, toen we samen tientallen kilo’s cocaïne het land binnen wisten te smokkelen. Sindsdien vermijdt hij iedere vorm van contact, de hufter.
Mark haalt luidruchtig zijn neus op, spuugt zijn rochel nog net niet op grond, en ploft neer in een grote, opzichtige fauteuil, waar de koningin nog jaloers op zou worden.
Zijn woonkamer doet me denken aan een kermisattractie, zo vol als het staat met kerstdecoratie. Lichtjes in alle kleuren van de regenboog nemen me mee naar het bruisende, altijd springlevende Las Vegas, kerstmannetjes in allerlei formaten dansen hysterisch in het rond en decembermuziek vult de stilte alles behalve onopgemerkt op.
‘Praten? Er valt niets meer te bespreken.’ Hij staat op en zet de televisie aan, nog meer herrie. ‘Ik moet weten waar die cocaïne is, Mark. We hebben het samen het land binnen gehaald, dus ik heb er ook recht op, dat was de voorwaarde.’
Ik ga op de stoel naast hem zitten. Zijn blik staat op oneindig. Een ogenblik later richt hij zich weer tot mij.
‘Ik heb die coke niet, dat heb ik je al gezegd,’ snauwt hij, terwijl hij het volume van de tv harder zet. Mijn oren suizen van de combinatie van kerstmuziek die uit zijn stereo-installatie galmt en televisie waar ruziënde koppels op te zien zijn en een presentator die hen in bedwang probeert te houden, echter tevergeefs, zo lijkt.
Ik sta op en ga voor zijn troon staan. Geïrriteerd begin ik luidkeels boven alle lawaai uit te schreeuwen.
‘Je liegt! Vertel me gewoon waar je het hebt verstopt, of heb je het soms al allemaal verkocht?! Je hebt me beloofd dat we de opbrengst zouden verdelen!’
Nu pas heb ik zijn volledige aandacht. Hij staat op om de uit-knop van de televisie in te drukken, waarna het beeldscherm met een amper hoorbare zucht geheel in zwart wordt omgetoverd. ‘Moet jij eens even heel goed luisteren, krengetje. Agentje speel je maar in je eigen tijd, begrepen?!’ Hij drukt me tegen de muur. Eén hand heeft hij behendig om mijn keel gevouwen. Met de rug van zijn andere hand streelt hij mijn gezicht, mijn lippen.
Dit tafereel doet me denken aan de tijd dat ik een relatie met hem had. Ik viel voor zijn mannelijkheid, maar zijn mannelijkheid was ook hetgeen waar ik bang voor was. Hij is vele malen sterker dan ik ben, dat heeft hij me destijds meermalen bewezen. De reden dat ik hem twee weken geleden hielp met die cocaïne, kwam louter en alleen door de schulden die ik in de loop der jaren heb opgebouwd en nu wil afbetalen. Het ging mij om het geld.
‘Heb je mij begrepen?’ zegt hij opnieuw, rustiger ditmaal.
Het belletje van zijn kerstmuts rinkelt vrolijk als hij zijn hoofd dichter naar het mijne brengt. Vol afschuw wend ik mijn hoofd af.
‘Waar ligt het?’ zeg ik bij wijze van antwoord.
Zijn blik verandert in onweer en de klap die hij mij uitdeelt, moet de blikseminslag zijn. In een reflex houd ik mijn handen voor mijn gezicht, die gloeit van de pijn.
Geschrokken kijk ik hem aan. Mijn benen voelen slap en mijn armen zwaar als beton, alsof ze geen onderdeel van mijn lichaam zijn. Ik wankel op mijn hoge killerheels. Mijn korte lakleren rokje is omhoog gekropen en lijkt nu meer te fungeren als riem, ondanks het feit dat ik geen kledingstuk draag dat op zijn plek gehouden dient te worden. Zijn donkere, doordringende ogen bekijken mijn witte billen, die om aandacht lijken te schreeuwen tussen al het kerstrood. Ik trek mijn rokje omlaag totdat het weer op zijn plaats zit. Op de achtergrond klinkt: “All I want for christmas is you” van Mariah Carey.
Mijn tanden klapperen van de kou, terwijl het minstens vijfentwintig graden moet zijn in zijn woonkamer. Een miniatuur kerstman die boven mijn hoofd aan een touw bungelt roept uitbundig ‘merry christmas!’, en dat vier keer achter elkaar. ‘Je snapt mijn spelregels nog altijd niet hè?’ zegt hij, terwijl hij zijn zakmes opdiept uit zijn broekzak en er uitdagend mee rondzwaait. Met het enorme mes die hij op mij richt, zou je zelfs een dinosaurus kunnen villen.
Ik duik ineen en stoot mijn arm tegen het opgezette hert met de kerstmuts op, die na mijn elleboogstoot omver valt.
‘Ik leg het je nog één keer uit. Wat ik zeg is waar, begrepen?’ zegt hij met de nadruk op het woord “ik”.
Ademloos staar ik naar de man die voor me staat, met het zakmes nog altijd dreigend in zijn hand. Zijn gestalte heeft angstaanjagend veel weg van een gevaarlijk beest, alleen het luidruchtige gegrom ontbreekt nog.
‘Ik vraag je wat!’ tiert hij.
Een harde trap in mijn maag doet me ineen krimpen. Als een pasgeboren lammetje lig ik kwetsbaarder dan wat dan ook op de grond van zijn kerststal.
Zijn voet voelt aan als de slag van een honkbalknuppel die een homerun weet te scoren, als het vol kracht mijn achterwerk raakt. Blindelings trap ik van me af, meer dan lucht weet ik echter niet te raken. Het witte poeder op de grond, waarvan ik dacht dat het kerstdecoratie was, doet mijn pijn echter verdwijnen als sneeuw voor de zon. ‘Merry christmas,’ roept het miniatuur kerstmannetje opnieuw, wat me ditmaal als muziek in de oren klinkt.

Jennefer Mellink

Jennefer is 25 jaar en is woonachtig Twello, gelegen naast Deventer. Schrijven is haar grootste hobby, en dan vooral het schrijven van korte, spannende verhalen, maar ze schrijft ook recensies, columns, Engelstalige songteksten en ze is bezig met het schrijven van haar eerste boek in het thrillergenre.



Bezoekersreacties:
M.Nekeman (72) op 17 januari 2011:
hier wil ik het einde van weten!!

D (21) op 21 december 2010:
Is dit ook in boekvorm te koop? Ik wil het nu meteen uitlezen!

Lida van Eijk (35) op 21 december 2010:
Ik ben benieuwd naar je boek, goed verhaal Jennefer. Groetjes Lida

Andrea (32) op 20 december 2010:
Een heel leuk verhaal ! Ik ben benieuwd naar meer verhalen van deze schrijfster.

Website Security Test