Vrieskou
Door: Karin Bisschops op 6 september 2018

Rust! Ik wil rust!
Ingespannen tuur ik door de voorruit, waarop dikke sneeuwvlokken zich vast lijken te zuigen. De ruitenwissers bewegen moeizaam van links naar rechts, terwijl er constant een irritant piepgeluid te horen is. In mijn hoofd is het een drukte van belang. De kerstvakantie komt precies op tijd, mijn energie is helemaal op, ik voel me uitgeblust. Er is teveel gebeurd de laatste tijd; ontslagen op het werk waardoor er extra werk op mijn bord is geschoven, veel stress dus om alles in goede banen te leiden. Kon ik maar wat minder perfectionistisch zijn, dan zou het misschien nog te doen zijn. Maar nee, ik kan geen dingen half doen. Mijn hele prikbord hangt vol met to-do lijstjes. Ik heb zelfs een to-do lijst gemaakt van mijn to-do lijsten.  

   Alsof dat nog niet genoeg is heb ik een problematische relatie met Evert. Nou ja, problematisch, zeg maar gerust dramatisch. Mijn vriendinnen verklaren me voor gek dat ik me met die man inlaat. Mijn beste vriendin, Patricia, zei laatst tegen me dat ze liefde voor hem voelt. Ze zou hem met alle liefde kunnen vermoorden! Daar schrok ik toch wel van, maar toch kan ik niet zonder hem. Ik zucht, met hem kan ik ook niet. Ach, het is zo verwarrend. Ik heb tijd nodig om mezelf weer te vinden. Mijn Iphone heb ik thuisgelaten. Wel heb ik een prepaid toestel gekocht met een telefoonnummer dat ik maar aan een paar mensen heb doorgegeven. 
   Daarom rijd ik in deze sneeuwstorm over de verlaten Sterrenlaan. Het KNMI heeft voor vandaag code rood afgegeven en de nieuwslezer op de radio riep mensen op om vooral niet de weg op te gaan indien dit niet strikt noodzakelijk was. Nou, voor mij is het dus wel een noodzaak. Mijn gedachten worden onderbroken door de stem van de TomTom; over 300 meter linksaf, daarna de eerste straat rechts. Gehoorzaam zet ik mijn richtingaanwijzer aan en sla bij het groene verkeerslicht linksaf, daarna rijd ik voorzichtig het smalle straatje in. 
   Pfft.. nu even goed opletten Annette, denk ik, terwijl mijn oude Twingo over de gladde kinderkopjes glijdt. Mijn vingers knijpen zo hard in het stuur, dat mijn knokkels wit uitslaan. Ik houd het stuur iets losser vast. Wat een smal rotstraatje is dit. Het slingert en is nauwelijks verlicht. Gelukkig kan ik op mijn TomTom zien wanneer er een bocht in de weg is. Links en rechts zie ik niets, geen huizen, geen lampen, niets. Geen enkel teken van leven. Een grote donkere leegte, net als mijn binnenste. Geen gevoel, helemaal niets. Ik hoop dit terug te vinden in het hotel ‘Hof van Olen’ waarnaar ik op weg ben. Ik had er in ieder geval nog nooit van gehoord: Nederwetten, een plaatsje tussen Eindhoven en Nuenen. Op internet stond: Wilt u genieten van de rust, ruimte en natuur? Verblijf dan in een van onze gezellige, huiselijke kamers. Dat is precies wat ik nodig heb. In een klein dorp, in the middle of nowhere, waar niemand me kan vinden en ik mezelf weer terug zal vinden. 
   Opletten nu, er komt weer een bocht aan. Mijn snelheid is te hoog, ik voel de auto schuiven. In paniek stamp ik het rempedaal tot op de bodem in. Fout, denk ik, helemaal foute boel. De auto lijkt een eigen wil te hebben, hij reageert nergens meer op. Ik verlies de macht over het stuur. Het lijkt een achtbaan. Ik zet me schrap en stuur van links naar rechts, echter zonder effect. In een duizelingwekkende vaart klapt de auto tegen een boom en stort daarna een gapende diepte in. Ik voel ijswater in mijn kleren lopen en ril. Daarna wordt alles zwart. 


Ik lig. Niet in een bed, mijn vingers voelen een houten wand. Lig ik op de grond? Moeizaam gaan mijn ogen open en zie ik een met balken gevormde muur. Ik draai me op mijn rug en zie ook een houten plank boven me. Een kist, gaat het door mijn hoofd, ik lig in een kist! Waarom schijnt er dan licht naar binnen via de andere zijkant? Als ik mijn hoofd draai zie ik, door de open zijkant, een man in een grote leunstoel zitten. Ik lig dus niet in een doodskist! Mijn hoofd bonst en ik heb moeite om het beeld scherp te krijgen. Het voelt alsof er een trein met kleine mannetjes aan boord vanuit mijn nek vertrekt. Deze mannetjes hebben hamertjes die ze, de gehele weg naar mijn voorhoofd toe, gebruiken om zoveel mogelijk te raken. Bam, bam… mijn hoofd lijkt te exploderen. Iemand kreunt. Ben ik dat? 
   De man legt zijn boek neer, zet zijn bril af en komt naar me toe. Er verschijnt een lach op zijn gezicht en zijn donkere ogen lichten even op. ‘Je bent wakker! Gelukkig! Hoe voel je je?’ 
   ‘Hoe voel ik me?’ ik herhaal deze woorden gedachteloos. Tja, hoe voel ik me eigenlijk? Ik denk aan de afgelopen tijd, hoe ik juist niet bezig ben geweest, met hoe ik me voel, maar gewoon doordenderde. 
   ‘Ja, hoe voel jij je nu?’ De zware stem van de man klinkt weer. ‘Je hebt een auto-ongeluk gehad. Weet je dat nog? Ik reed achter je en zag hoe je in een slip raakte. Je auto kaatste eerst tegen een boom, om daarna rond te tollen en ondersteboven in de sloot terecht te komen.’ 
   Flarden van beelden schieten door mijn hoofd. De weg. Een boom. Een klap. 
   Ik kreun weer en probeer omhoog te komen. 
   Met zachte maar dwingende hand drukt hij me neer, terug op de zachte ondergrond. ‘Blijf maar rustig liggen, alles komt goed. Ik werk in een ziekenhuis, dus bij mij ben je in goede handen. Je verwondingen vallen reuze mee. Je hebt je hoofd flink bezeerd, misschien heb je een lichte hersenschudding. Verder constateerde ik dat je over je hele lijf kneuzingen hebt. Daar zal je nog wel even last van hebben, maar gelukkig heb je niets gebroken. Trouwens; Ik heet Alex en wat is jouw naam?’ 
   Even raak ik in paniek als ik niet meteen het antwoord hierop weet. ‘Uhm, ik heet Annette’. Opgelucht haal ik adem. ‘Waar ben ik nu?’ 
   ‘Je bent in mijn kleine boerderij en ligt in een bedstee. Ik woon pas een paar maanden hier en ben alles nog aan het opknappen. Het grootste gedeelte van het huis is nog in originele staat.’ Met een grote zwaai van zijn arm wijst hij naar de huiskamer die er ouderwets, maar gezellig uitziet. Er brandt een aangenaam vuurtje in de kachel. Voor de ramen hangen rood-wit geblokte gordijnen. Hetzelfde patroon zit ook in het tafelkleed. Het doet me denken aan het huis van mijn oma. 
   ‘Ga maar weer slapen’ hoor ik Alex zeggen, terwijl hij teder een haarlok van mijn voorhoofd strijkt en er een zachte kus op plant. ‘Truste Eefje.’ 
   Voor de tweede keer open ik mijn ogen en weet dat ik een ongeluk heb gehad en nu in de boerderij ben van de man die me uit het water heeft gered. Ik frons mijn wenkbrauwen. Noemde hij me nu Eefje? Voorzichtig kom ik omhoog en laat mijn benen buiten de bedstee bengelen. Grappig, dat ze vroeger in een soort kast sliepen. Het slaapt best knusjes. Met een grote gaap rek ik me uit en bedenk dat ik een aantal telefoongesprekken moet plegen. In ieder geval moet ik het hotel te pakken zien te krijgen en misschien ook Evert. Nee, denk ik, hij zoekt het maar uit, ik laat niets van me horen. De deur gaat open en Alex komt binnen met een dienblad waarvan een heerlijke geur opstijgt. Mijn buik knort. Ik heb berehonger. 
   ‘O fijn, je bent wakker. Ik heb een bordje kippensoep voor je, daar knapt ieder mens van op.’ Een dikke knipoog volgt. ‘Hoe voel je je? Nog hoofdpijn?’. Bezorgd kijkt hij me aan. 
   ‘Mijn lijf doet overal pijn maar de hoofdpijn is wel iets minder’ antwoord ik hem. ‘Heb jij toevallig mijn tas uit de auto meegebracht? Ik moet het hotel laten weten dat ik niet kom.’ Gespannen wacht ik op zijn antwoord. 
   Hij schudt zijn hoofd; ‘Nee, je auto lag ondersteboven en ik kon jou er met moeite uitkrijgen.’ 
  ‘Oh, oké. Zou ik dan hier kunnen bellen?’ Voordat ik verder kan gaan zie ik zijn hoofd wild heen en weer schudden. 
  ‘Nee helaas, ik heb geen vaste lijn en mijn mobieltje is bij de reparateur. Je blijft voorlopig gewoon hier, bij mij. Er wordt nog steeds gewaarschuwd om niet de weg op te gaan. Als het zo blijft sneeuwen raken we wellicht ingesneeuwd. Maar wees niet bang, ik zal goed voor je zorgen.’ Heel even vlamt er iets in zijn ogen waardoor ik me ineens niet meer op mijn gemak voel.  
   Ik duw het onbehaaglijke gevoel weg en lepel verder van de heerlijke soep. ‘Vertel eens wat over jezelf. Verliefd, verloofd, getrouwd?’ Vriendelijk lach ik hem toe. 
   Alex zit in gedachten verzonken in het vuur van de kachel te staren. Hij schrikt wanneer ik zijn naam roep. ‘Ik was getrouwd. Ze was de liefste vrouw van het heelal. Ik mis haar nog elke dag.’ 
   Ik schrik als ik een traan over zijn wang zie biggelen. Even leg ik mijn hand op zijn knie. ‘Oh sorry Alex, ik wil je niet verdrietig maken. Hoe lang geleden is ze overleden?’ 
   Hij kijkt me met een boze blik in zijn ogen aan. ‘Hoe kom je erbij dat ze niet meer leeft? Ze is ziek. Heel erg ziek en ligt in een kliniek. Ik haat het wanneer mensen zomaar iets aannemen terwijl ze niet weten hoe het in elkaar steekt.’ 
   Mijn hart bonst met wilde slagen. Geschrokken houd ik mijn handen voor mijn mond. Wat moet ik nu zeggen? Waarom zeg ik toch altijd van die stomme dingen? Nog even en mijn hoofd knalt uit elkaar, zoveel gaat er nu doorheen. Ik richt mijn aandacht weer op Alex en stamelend verontschuldig ik me. Duizendmaal sorry. 
   Alex mompelt dat het niet meer uitmaakt en staat abrupt op. ‘Ik laat je nu even alleen, je hebt je rust nodig.’ 
   De deur gaat met een knal dicht en ik blijf met een rotgevoel achter in de huiskamer. Het heeft geen zin om nu te proberen om te gaan slapen. Het is te onrustig in mijn hoofd. Mijn hele lijf voelt bont en blauw en protesteert hevig als ik opsta. Langzaam loop ik een rondje door de kamer. Midden op het dressoir staat een trouwfoto in een mooie zilveren lijst. Nieuwsgierig bekijk ik de mooie vrouw die stralend naast Alex staat. Aan haar vinger prijkt een ring met een grote blauwe ovalen steen erin. Het bedekt haar vinger voor de helft. In de aangrenzende keuken hoor ik iemand praten. Het is de stem van Alex. Tegen wie praat hij? Zou er bezoek zijn? Zacht schuifel ik naar de dichte deur en sta stil. Nee, ik hoor maar een stem. Uiterst behoedzaam druk ik de klink naar beneden en duw een beetje tegen de deur. Door de ontstane kier gluur ik naar binnen. 
   Wat ik dan zie, beneemt me mijn adem. Ik duw mijn vuist in mijn mond om niet te gaan gillen. 
   Alex zit op een keukenstoel naast een geopende vrieskist. Over de rand hangt een hand die gestreeld wordt door Alex. Aan die hand prijkt een ring met een grote blauwe ovalen steen erin. Kippenvel verschijnt op mijn armen als ik hoor wat hij zegt: ‘Lieve Eefje, je moet niet boos worden als ik je vertel dat ik een nieuwe Eefje heb gevonden. Ze ligt in jouw bedstee en is bijna net zo mooi als jij. Ik houd haar. Het huis is hermetisch gesloten, dus blijft ze voor altijd bij me. Ik hoop dat ze beter luistert dan wat jij hebt gedaan schat.’ Hij legt de hand weer in de kist en sluit het deksel.
   ‘Eefje!’ zijn stem schalt door de keuken. ‘Hoe voel je je? Wil je nog wat soep lieverd? Ik kom eraan!’

Karin Bisschops

Mijn naam is Karin Bisschops (1961). Vanaf mijn vierde levensjaar verslind ik boeken. Ik lees graag YA boeken, thrillers maar ook andere genres hebben mijn interesse. Mijn favoriete schrijver is Stephen King. Mijn hobby’s: ik wandel graag met onze labrador, bezoek samen met mijn man vele terrasjes en zijn we vaak in Zeeland te vinden. 

Mijn werk: ik ben mediathecaris op een middelbare school en zit heerlijk tussen de pubers en boeken.  
Enkele jaren geleden heb ik voor het eerst meegedaan aan een schrijfwedstrijd. Inmiddels zijn er al een aantal verhalen gepubliceerd in verhalenbundels. Voor een aantal websites recenseer ik thrillers en ook neem ik regelmatig deel aan leesclubs. 
Sinds kort leid ik leesclubs op vrouwenthrillers.nl.



Bezoekersreacties:
Website Security Test