Charme
Door: Nancy Bastiaans op 19 oktober 2018

Peter slaat met zijn vlakke hand op de bovenkant van de navigatie. Hij buigt schuin voorover en graait in het dashboardkastje naar de landkaart.
   Eva knipt de binnenverlichting van de auto aan. ‘Moet ík even kijken, schat?’
   Peter schudt zijn hoofd en ontvouwt de kaart op het stuur. ‘Hè, zeg niet dat het waar is? Ik heb de verkeerde meegenomen.’
   Eva schrikt van zijn stemverheffing. ‘Rustig, lief.’ Ze legt haar hand op zijn bovenbeen. ‘We kunnen toch Googelen.’
   Peters vloeken slaat om in lachen. ‘Ik geloof dat ik erg moe ben. Zoek jij het op?’
   Eva tikt op haar telefoon. ‘Mmm, ik heb geen bereik hier. Jij?’
   ‘Ook niet. Verdorie, ik rijd verder tot we een dorpje tegenkomen.’

Na een halfuur bergaf slingeren wordt Eva onrustig. ‘We moeten toch onderhand iets tegenkomen?’
    Hij trekt zijn schouders op en neuriet.
   ‘Nou ja zeg, net vloek je alles bij elkaar en nu ...’
   ‘Kijk dan.’ Peter wijst. De autolampen verlichten een naambord. ‘Charme, 18 kilometer.’
   ‘Yes, gelukkig. We moeten hier rechtsaf. Wat een leuke plaatsnaam, daar helpen ze ons vast verder. Hoe laat is het eigenlijk? Misschien kunnen we nog ergens eten.’
   ‘Eva?’
   ‘Ja?’
   ‘Je ratelt.’
   Ze lachen. Peter vermindert vaart en strijkt nog even liefdevol met zijn hand over haar knie. Hij slaat de smalle hobbelige weg in. Bomen buigen aan weerszijden steeds verder over hen heen, takken graaien. Door het zwakke gele lamplicht van hun Franse roestbak en de opgekomen mist hobbelen ze niet harder dan twintig kilometer per uur voort. Zo snel als de mist opkwam, verdween die ook weer om plaats te maken voor een flinke regenbui.
    Opgeschrikt door een onweersklap trapt Peter op de rem. De motor slaat af. ‘Shit.’ Hij slaat op het stuur, raakt de claxon. Lichtflitsen schieten door de lucht en in het schijnsel daarvan doemt een gestalte op. De takken slaan door de zijramen en strengelen zich strak om Eva’s nek, smoren haar hoge gekrijs. Peter lacht.

‘Wat is er gebeurd? Waar zijn we?’ De zon beschijnt de voorruit en verblindt Eva. ‘Peter?’ Zijn portier staat open. Eva wrijft in haar ogen en bevoelt haar keel en nek. Er is geen spoor te bekennen van een aanval op haar leven. Nergens ligt glas en als ze haar portier opent om poolshoogte te nemen, stapt ze op een stoffige weg. Hier is geen druppel gevallen. Voor haar bij een kleine brug naar het dorp staat Peter. De oude man waarmee hij praat, klinkt vriendelijk. Ze loopt op hen af. Het zien van de twinkelende blauwe ogen en brede glimlach van de vreemdeling leiden haar genoeg af om de schrik in haar lijf los te laten.

'Zo Doornroosje ben je eindelijk wakker.’ Peter slaat een arm om haar heen. Ze stelt zich aan de dorpeling voor.
   ‘En nu, schat?’
   ‘Er is een herberg in het dorp. Daar kunnen we terecht totdat de auto gemaakt is. Jean neemt contact op met de dichtstbijzijnde garage.’    
   Jean knikt en loopt weg, het dorp in.
   Ze propt haar handtas vol met alles wat los in de auto rondslingert. Peter pakt de bagage uit de kofferbak.
   ‘Heb je alles, Eva?’
   ‘Ja,’ Ze ritst haar tas dicht en zucht.
   ‘Komt goed, lieverd.’
   ‘Weet ik, Pé. Dat is het niet.’
   Peter zet de tassen op de grond, gaat voor haar staan en pakt haar handen vast. ‘Wat is er dan?’
   ‘Ik kan me niets van gisterenavond herinneren, behalve mijn nachtmerrie.’ Ze slaat haar ogen op.
   ‘Dan moet ik je hersens wakker kussen, prinses.’ Peter pakt haar hoofd tussen zijn handen en drukt zijn lippen op de hare. ‘Genezen?’ 
   Eva knikt en glimlacht.
   Ze lopen de brug over. Halverwege kijkt ze over haar schouder. Tussen de bomen schieten gedaanten weg.
   ‘Ik zie echt spoken.’
   ‘Wat, lieverd?’
   ‘Laat maar.’

Bijna alles is zoals een Frans dorp volgens Eva hoort te zijn. ‘Jammer dat er geen souvenirwinkel is.’ 
   Peter wijst naar een bordje aan de gevel. ‘Hier is het.’ 
   Ze bukken om hun hoofd niet tegen de latei te stoten. Enkelglas ramen met daarvoor gesloten luiken en de houtkachel geven Eva haar vakantiekriebels terug. De waardin stapt op hen af, veegt haar hand aan haar vest af en stelt zich voor. ‘Denise ... ‘ 
   Peter en Eva kijken van de waardin naar elkaar en weer terug.
  ‘Madam, excusez moi,’ onderbreekt Eva haar en probeert duidelijk te maken dat ze te snel gaat. Ze lacht, praat in hetzelfde tempo door en wenkt ze. Eva en Peter volgen haar. Ze lopen links naast de bar de trap op.
  ‘Merci.’ Eva sluit de kamerdeur. ‘Pff, oké, uitpakken en ontbijten.’
  ‘Mais non, mon chérie.’ Peter klopt met zijn hand op het bed. 

Eva loopt achter Peter aan de trap af. De luiken en ramen staan open. Denise wijst ze de tafel waar koffie, stokbrood, croissants en zelfgemaakte bosvruchtenjam klaarstaat. Ze gaan zitten. De enige andere gast zit in een donkere hoek met de rug naar hen toe. Peter snijdt een croissant open en legt deze op haar bordje. Ze besluiten dat ze na hun 'petit dejeuner' eerst het dorp verkennen en daarna bijslapen.
   'Die droom was vreselijk, zo echt en jij ...’
   ‘Ach, lief, het was een lange en enerverende rit. Weet je niet meer dat de auto het begaf en we besloten om te wachten tot het licht werd?’
   ‘Jawel, tuurlijk, maar ... ? Ze slikt haar woorden in. In haar vorige relatie werd ze voortdurend voor labiele tut versleten. Het is nog zo pril en het voelt goed. Dit wil ze niet verpesten. Het schuiven van stoelpoten haalt haar uit haar gedachten. De man in de hoek komt op ze af. ‘Du wirst im Feuer brennen.' Hij kijkt Eva indringend aan en loopt met ferme tred de deur uit.
   'Wat een idioot.’
   'Waar heb je het over, lieverd?' Peter kijkt haar stomverbaasd aan. ‘Die Fransoos wenst ons gewoon een fijne dag.’
   Eva stottert: 'Maar ... Huh, dat was toch Duits? Ach laat maar, ik verstond hem vast verkeerd. Weet je wat, ik bel mijn moeder even, dat we oké zijn.'
   Na een paar pogingen om het thuisfront te bereiken, realiseert Eva zich dat ze nog steeds geen bereik heeft. De waardin ruimt de tafel af en vertelt onderwijl dat het bereik heel slecht is. De beste kans op succes is net buiten het dorp. Ze wijst daarbij naar rechts en Eva begrijpt dat ze de brug over moet. 'Ik loop even.’ 
   Peter staat op en kust haar. ‘Ik kom zo achter je aan, even een korte broek aantrekken.’

Buiten is het warm, de straat is leeg. De kerkklok slaat tien keer. Eva kijkt het straatje in dat naar de kerk leidt en ziet een groep vrouwen en kinderen staan met hun hoofden gebogen. Het is doodstil. Weer wordt ze overmand door het akelige gevoel dat er iets niet pluis is. Hardop verklaart ze zichzelf voor gek en loopt verder. Op de plek waar ze volgens de waardin bereik moet hebben, toetst ze het nummer van haar moeder in. De telefoon gaat over en ze hoort een klik: 'Mam hoor je me?' Dan hoort ze tussen het geruis en gekraak een smekende vrouwenstem: 'Sauve les enfants, s'il vous plaît.' Eva wil vragen met wie ze spreekt, maar hoort kinderen en vrouwen gillen. Ze kijkt verschrikt op naar de plek waar het vandaan komt en ziet een dikke zwarte rookpluim van de kerktoren afkomen. Uit haar telefoon klinkt een heldere stem.
   ‘Eva? Lieverd ben jij het?'
   ‘Mam, ik bel je zo terug.' Ze duwt haar weg en kijkt op. Het is stil en behalve een glimlachende Peter die nadert is er niets te zien.
   ‘Is het gelukt?’
   ‘Ik wil hier zo snel mogelijk weg, Peter. Vandaag nog. Ik ga inpakken.’
   ‘Maar ...’
   Eva versnelt haar tempo.
   ‘Lieverd, stop even. We kunnen nergens heen. De auto is stuk, weet je nog?’
   Ze stopt en draait zich om. 'Weet je Peter, je regelt maar iets.’

Eva stormt de herberg in, loopt regelrecht de trap op naar de kamer en pakt haar tas in. Peter staat in de deuropening. Hij loopt op haar af en pakt haar vast.
    ‘Wat is er toch met je? Wat doe je gek.’ 
   Eva ratelt aan een stuk door over de droom, de Duitser, de smekende vrouw aan de telefoon en de brandende kerk. Ze kalmeert, gaat op het bed zitten, vouwt een vest op en legt het naast zich neer. Peter grijpt haar stevig bij haar arm en trekt haar overeind.
   ‘Au, wat doe je?’
   ‘Wij gaan helemaal nergens naartoe.' Bruut duwt hij haar naar de deuropening waar de Duitser staat en beveelt hem: 'Sperre sie im Gefängnis.'
   De Duitser pakt haar onderarm en sleept haar hardhandig de trap af.
   ‘Laat me los. Help. Peter help me, waarom doe je dit?’
   ‘Daar kom je snel genoeg achter.’
   Zijn gemene lach galmt door de herberg waar de dorpelingen zich hebben verzameld en toekijken hoe ze wordt afgevoerd. Er hangt een dikke laag rook in de straat. Het ruikt naar brand. Eva hoort vrouwen en kinderen schreeuwen. In een nabijgelegen gebouw wordt ze in een cel gegooid.

Ze hoort geschuifel en gekuch in de muffige ruimte. Eva's ogen beginnen te wennen aan het donker en ze ziet de contouren van vrouwen en kinderen die op elkaar gepropt en ineengedoken op de harde vloer zitten.
   'Welkom in de hel,' zegt een jonge vrouw in haar eigen taal.
   'Waar ben ik, wie zijn jullie?' vraagt Eva.
   ‘Net als jij, gestrande toeristen,’ antwoordt een andere vrouw.
   ‘Hoe kan dat? Waarom ...?'
   Een oudere mevrouw staat op en stapt voorzichtig over iedereen heen. Ze pakt Eva's hand vast.
'Lieve kind we zijn verloren. Alles waarvan jij denkt dat het niet waar kan zijn, is waar. Dit dorp is sinds WOII vervloekt, behekst hoe je het ook wilt noemen en wij zijn de offers die gebracht moeten worden om de dorpelingen weer een jaar rust te geven.'
   Eva stamelt: 'Hoe weet u dit allemaal? Hoe lang zijn jullie hier?' 
   Vanuit de cel klinken verschillende antwoorden op haar vragen. Al vlug wordt het haar duidelijk. Het dorp heet niet Charme maar Oradour-sur-Glane. Allen zijn na tien juni van vorig jaar hier gestrand en gevangen gezet. De oudere vrouw uitgezonderd. Zij had het ritueel vorig jaar overleefd. 
   'Wat je hebt gezien zijn visioenen van wat ons te wachten staat. Morgen, tien juni klokslag vier uur, staan we net zoals de dorpelingen in 1944 met zijn allen op het marktplein. Daarna worden we naar de kerk gebracht en...' ze maakt haar zin niet af.

Eva's hoofd tolt. Dit moet weer zo'n akelige droom zijn, dit kan niet. Een Belgische mevrouw naast haar wrijft met haar hand over Eva's rug en spreekt haar in het Frans toe dat ze rustig moet blijven. Ze voelde zich gisteren ook zo toen ze hier naar binnen werd gebracht. Eva herkent haar stem. ‘Ik had u eerder vandaag aan de telefoon, toch?
   De vrouw knikt. 
   En Peter dan? Ik begrijp het niet.’ Eva laat zich op de grond zakken en barst in huilen uit.
   Vaag herinnert ze zich dat Peter eens vertelde over zijn Franse grootouders en dat zijn oma als enige een verschrikkelijke aanslag van de Duitsers overleefde. Ze wrijft haar bezwete handen aan haar broek af en springt op. ‘We zijn gered. Ik heb mijn telefoon bij me.’ Ze vist deze uit haar broekzak en duwt nerveus op de toetsen en beweegt de telefoon in de lucht, op zoek naar ontvangst. Vele pogingen verder is de batterij bijna leeg. Ze gaat weer zitten en zoekt de uitknop. Haar telefoon gaat over. 'We zijn gered,' roept ze enthousiast. Niemand reageert. Eva neemt op. 'Hallo hoort u mij? Wie is daar, u moet ons helpen? Tussen het gekraak door, hoort ze een vrouwenstem in het Nederlands vragen met wie ze spreekt.
   ‘Hoort u mij? U moet ons helpen, we zitten gevangen, vrouwen en kinderen. Help ons.’
   De Belgische mevrouw legt haar hand op haar arm. Ze houdt haar mobiel voor Eva’s neus, schudt haar hoofd en slaat haar armen om haar heen.


Zondag 10 juni 2018

Duitse soldaten stormen de cel in. Ze sleuren de vrouwen en kinderen naar buiten. Eva verzet zich hevig en moet dat bekopen met een harde klap op haar hoofd. Het felle zonlicht en de pijn beletten haar zich te verweren. Ze laat zich voortduwen. Op het marktplein kan ze weer helder denken. ‘De vrouw die ik gisteren aan de lijn had is niet in de cel gegooid,’ fluistert Eva tegen haar buurvrouw. Misschien is ze hulp halen, zet je telefoon aan, bel, maakt niet uit naar wie. Geef het door.’
   ’Halten Sie die Klappe.’ De kolf van een geweer treft Eva hard in haar buik. Ze krimpt ineen. Door de tranen heen, ziet ze dat de vrouwen haar boodschap hebben begrepen. Na een schot in de lucht en een commando is het stil, doodstil. Allen staren naar de grond. Een laag spanning vermengt zich met de opstijgende warmte. Er volgt nog een commando. De soldaten drijven de groep de kerk in. Een kleutermeisje grijpt Eva bij haar been vast. Ze tilt haar op, duwt haar stevig tegen zich aan en sust haar. Twee soldaten dragen een kist naar binnen. Er steken lange lonten uit die worden aangestoken. Met getrokken geweer stappen de soldaten achterwaarts de kerk uit en vergrendelen de deur. De vrouwen van wie de telefoons nog werken, bellen, roepen om hulp ook al is er geen verbinding. Eva zet het meisje op de grond.
   ‘Hoe bent u vorig jaar ontsnapt?’ roept ze naar de oude vrouw.
   ‘Daar.’ Ze wijst naar een knielbankje en het kerkraam.
   ‘Vlug, zet de bank op de plek. Jullie meekomen.’
   Vier vrouwen tillen de kist met explosieven naar het raam. Twee vrouwen waaronder Eva gaan op het bankje staan. ‘Nu,’ roept ze. Met alle kracht slaan ze de kist door het glas en duwen deze naar buiten. Er volgt een gigantische explosie die ze naar achteren werpt. Alle vrouwen juichen en klappen, het gesnik van de kinderen bedaart. 
   ‘Shht, horen jullie dat? Helikopters, sirenes, we zijn gered.’

Op het marktplein is het stil, geen Duitser, dorpeling of Peter te bekennen en ook geen spoor van de aanval. De vrouwen worden opgevangen en ondervraagd door de politie. Een Nederlandse toeriste was bij het dorp gestrand, had een noodkreet gehoord en de politie gewaarschuwd. De dienstdoende rechercheur had zijn intuïtie gevolgd en Interpol ingeschakeld. Dit zou wel eens iets te maken kunnen hebben met de vele verdwenen toeristen. Ze hadden de signalen van de werkende telefoons opgevangen. Eva beantwoordt de vragen van een agente en loopt met haar naar de brug. ‘Daar kregen we pech met de auto.’ De agente noteert. In het bos ziet Eva gedaanten tussen de bomen wegschieten.

Nancy Bastiaans

Samen met de vele personages die in haar hoofd dolen leeft Nancy Bastiaans (1971) een gelukkig leven met haar lieve man en honden in het zuiden des lands. Na het jarenlang beroepsmatig schrijven van juridische- en beleidsstukken, herontdekte ze de creatieve pen. In de afgelopen twee jaar werd ze meerdere malen verkozen tot een van de beste ultrakorte verhalen schrijvers, werd ze gepubliceerd in enkele bundels met korte en langere verhalen en werden een aantal van haar verhalen geplaatst in de literaire katern van Schrijven Magazine. Kortom ze kreeg veel aansporing om dat te gaan doen wat ze het liefst wil, een boek uitbrengen. Samen met uitgever Ambilicious legt ze nu de laatste hand aan haar debuutthriller met als werktitel: Het verloren lijk.



Bezoekersreacties:
Stefanie Schaap (27) op 9 november 2018:
Weer een mooi verhaal Nancy. Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd in dat dorp. Toevallig schreef ik er vorig jaar een blog over nadat ik een klein stukje docu op Discovery zag. Ik was er stil van.

Website Security Test