Wie is Dinie Bell?
Ik ben op 21 maart 1956 in Eindhoven geboren in een eenvoudig arbeidersgezin. Hoewel ze wel getrouwd waren, waren mijn vader en moeder nog vrij jong toen ze mij kregen. Mijn vader, die twee jaar jonger was dan mijn moeder, was pas eenentwintig en zat nog in militaire dienst. Toch was hij wat ze een geboren vader noemen; altijd met mij en mijn broertje, die acht jaar na mij ter wereld kwam, bezig. We hadden het niet breed en mijn moeder draaide elke cent tien keer om voor ze hem uitgaf, maar mijn broer en ik hebben nooit het gevoel gehad dat we iets tekort kwamen. Ik zat nog niet op de kleuterschool toen ik elke week met mijn moeder, die een verwoed lezer was, mee mocht naar de bibliotheek. Dat was een omgebouwde schuur bij iemand in de buurt waar stellingen met boeken in geplaatst waren. Dan keek ik naar al die boeken en vroeg mezelf af wat er allemaal in stond. Toen ik in de eerste klas van de lagere school, tegenwoordig groep drie van de basisschool, leerde lezen, werd dat mijn grote passie.
Later, ik was een jaar of elf, besloot ik te proberen of ik zelf niet een verhaal kon schrijven. Daar bleef het jarenlang bij; verhalen en gedichtjes schrijven. Intussen trouwde ik en kreeg ik na twee miskramen een zoon. Toen hij drie jaar was, kwam ik er, door een scheiding, alleen voor te staan. Ik bleef schrijven en ik was eind dertig toen ik aan de opzet voor een roman begon. Denkend dat het niet goed genoeg was voor publicatie verdween het na voltooiïng in een kast. Jaren later, ik was inmiddels getrouwd met mijn huidige man, vond ik het terug. Ik las het door en op verzoek van mijn medeschilders op de schilderclub waar ik lid van was, liet ik het onder hen rouleren. Zij riepen unaniem dat ik het moest opsturen. Zo is mijn debuutroman Alsjeblieft papa… (gepubliceerd in 2011 door Uitgeverij Pamac) ontstaan. Intussen ging mijn ‘gewone leven’ natuurlijk ook door. Mijn zoon was inmiddels getrouwd en in 2010 werd ik oma van een prachtig jongetje. In 2013 publiceerde Uitgeverij Palmslag mijn eerste thriller, Achtervolgingsdrift. In hetzelfde jaar zag mijn tweede kleinzoon, weer zo’n mooi ventje, het levenslicht. Achtervolgingsdrift werd gevolgd door Hysteria (2014) en Knekelhuis (2015). En nu is er mijn vijfde boek en vierde thriller, Driest (2017).
Je nieuwe thriller Driest is net verschenen, kun je wat over het verhaal vertellen?
Drie personen vertellen het verhaal van Driest; een minderjarig meisje dat berecht is als volwassene, Imke en Mercedes. De veroordeelde zit de haar opgelegde straf uit in een vrouwengevangenis. Daar wordt het haar bepaald niet makkelijk gemaakt door haar medegedetineerden. Ze treiteren en belagen haar wanneer ze maar kunnen. Imke is een introvert meisje dat opgroeit met een liefdevolle moeder en een strenge vader. De laatste denkt alleen maar aan geld verdienen en heeft geen oog voor de noden van zijn dochter. Daarbij kan ze in zijn ogen niet veel goed doen. Mercedes is Imkes tegenpool; ze is extravert en weet van zich af te praten. En dan is er nog een ‘hij’ aan wie steeds refereert wordt.
Hoe lang heb je over het schrijven van Driest gedaan?
Ik heb over het schrijven van Driest langer gedaan dan over het schrjven van mijn andere boeken, namelijk twee jaar (over de andere boeken heb ik anderhalf jaar gedaan). Toen ik Knekelhuis bijna af had, overleed onverwacht mijn vader. Tot dat moment woonden mijn ouders nog zelfstandig en mijn vader zorgde voor mijn moeder. Na het regelen van de crematie moest er voor mijn moeder een oplossing gevonden worden, want ze kon niet voor zichzelf zorgen. Bij een van haar kinderen wonen, wilde ze niet omdat ze zichzelf dan als een last beschouwde. Gelukkig kreeg ze vrij snel een appartementje in een verzorgingshuis aangeboden. Dat betekende dat wij het ouderlijk huis moesten leeghalen, het nieuwe appartement moesten schoonmaken en de meubels die mee konden, moesten overhuizen. Mijn moeder zat er heel mooi bij toen alles klaar was. Helaas heeft ze er niet lang van kunnen genieten, want nog geen jaar na mijn vader overleed ook zij. Dus moesten we weer een crematie regelen en een huis leeg maken. Toen dat gebeurd was, kwam ik zelf voor een operatie in het ziekenhuis te liggen. Daar was ik na zes weken net van opgeknapt toen ik ineens niet meer kon lopen door een cyste in mijn knieholte. Zo viel ik van het een in het ander. Daarom heb ik er vrij lang over gedaan om Driest te voltooien.
Had je van te voren alles al in je hoofd zitten, de ontwikkelingen, de opbouw, de plot of is dit tijdens het schrijven ontstaan?
Ik heb nooit ‘alles’ in mijn hoofd zitten. Ik begin met een idee, een onderwerp, maar gaandeweg het schrijfproces ben ik net zo veranderlijk als het weer. Andere ideeën, zijweggetjes noem ik ze, ploppen op in mijn hoofd en worden aan het verhaal toegevoegd. Dan komt er meestal ook nog een moment dat ik het boek totaal omgooi. Dat betekent dat iets wat ik eerst in het begin van het verhaal vertelde, op dat moment ergens aan het eind van het verhaal kan komen en andersom. Dat is heel veel werk, want dan moet je het hele boek gaan doorlezen om te kijken wat je al verteld hebt en wat niet omdat de tijdlijn anders verloopt dan eerst, maar als ik denk dat het verhaal er beter van wordt, doe ik het. Maar het oorspronkelijke onderwerp, daar wijk ik niet van af.
Schrijven is een eenzaam proces, zo horen we vaak. Ben jij iemand die schrijft in afzondering?
Ik schrijf inderdaad in afzondering. Ik heb er speciaal een kamer voor ingericht. Wel heb ik graag een muziekje op de achtergrond.
Een hoofdpersoon die dicht bij jezelf staat of iemand met eigenschappen waarin je niets herkent. Met wie ga je in zee?
Dan kies ik voor een hoofdpersoon met eigenschappen waarin ik niets herken. Dat is veel spannender.
Is er de ambitie om fulltime schrijver te worden?
Daar kan ik kort over zijn: ja. Maar zoals het nu gaat, ben ik ook al heel tevreden.
Je mag 3 personen uitnodigen voor een diner. (geen gezinsleden, het mogen wel overledene of beroemdheden zijn) Wie zou je uitnodigen en wat zouden jullie eten?
Twee van de drie personen die ik mee zou nemen, leven helaas niet meer. Ik zou Virginia Andrews meevragen, omdat zij mijn lievelingsauteur is. Zo als zij kon schrijven, dat is gewoon uniek. De tweede die met mij mee mag, is mijn idool, Michael Bublé. Zijn stem raakt me tot in mijn tenen. De derde die ik mee neem, is George Michael. Ook hij is een geweldige zanger en toen ik door de hel die een scheiding is, heen moest, heeft zijn muziek me er doorheen gesleept. Daar zal ik hem altijd dankbaar voor blijven en dat zou ik hem dan zeggen. Het lijkt me wel leuk om lekker ongedwongen met dit drietal te gourmetten. En dan maar hopen dat de tongen los komen. Hoewel dat waarschijnlijk geen probleem zal zijn; Michael Bublé kletst altíjd wel.
Wat zou je willen dat lezers over je boeken zeggen?
Ik hoop dat mijn lezers zeggen dat mijn boeken niet doorsnee zijn. Dat ik verhalen schrijf die anders zijn dan die van andere auteurs. Ik hoop ook dat ze mijn schrijfstijl fijn vinden; dat mijn boeken lekker weglezen, zeg maar. En dat ze, als het boek uit is, zeggen: ‘Het zat toch weer anders in elkaar dan ik gedacht had.’
Wie zijn je inspiratiebronnen als schrijver? Wat lees je zelf graag?
Ik houd erg van de schrijfstijl van Virginia Andrews. Zij kon dingen heel mooi verwoorden. Verder lees ik graag Stephen King. Die man heeft een grenzeloze fantasie. En hij lijkt de boeken uit zijn mouw te schudden. Nicci French vind ik ook goed. Ik houd van spannende boeken, maar eigenlijk lees ik elk genre wel, als het maar goed geschreven is.
Wil jezelf nog iets kwijt aan onze lezers?
Mijn lezers wil ik graag bedanken. Als zij mijn boeken niet wilden lezen, zou het met mijn schrijversschap snel gedaan zijn.